ECLI:NL:RBDHA:2023:9689
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 29 juni 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had eerder een verzoek ingediend om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. Gezien haar inkomen en het ondertekende formulier, heeft de rechtbank dit verzoek definitief toegewezen, waardoor er geen griffierecht geheven zal worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de mvv-aanvraag van eiseres, die op 19 juli 2022 was ingediend, is verstreken. Verweerder had uiterlijk op 19 januari 2023 een besluit moeten nemen, maar dit is niet gebeurd. Eiseres heeft verweerder op 14 februari 2023 in gebreke gesteld en op 16 maart 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen een redelijke termijn alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, en bepaalt dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 418,50 aan eiseres.