Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1] , eiseres,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
verblijf als familie- of gezinslid” afgewezen.
Overwegingen
een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie” tussen een meerderjarig kind en diens ouder(s) in essentie een kwestie van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Elementen zoals financiële of materiële afhankelijkheid, de gezondheid van een van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst kunnen bij de beoordeling van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden van belang zijn. Verweerder mag hierbij zwaarwegend maar niet doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. Verder volgt eveneens uit vaste rechtspraak, zie de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:695) en 16 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:758), dat verweerder daarbij de vraag mag betrekken of de banden tussen een vreemdeling en een referent zo sterk zijn dat de vreemdeling zonder de referent niet in staat is om zelfstandig te functioneren.
Bijzondere omstandigheden” en “
Objectieve belemmering” eveneens over de asielgerelateerde aspecten.