ECLI:NL:RBDHA:2023:9549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
NL23.17027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling en verzoek om schadevergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 10 juni 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. De staatssecretaris heeft op 19 juni 2023 de maatregel van bewaring opgeheven, omdat eiser is overgedragen aan Zwitserland. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. De rechtbank kan een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen als de bewaring is opgeheven vóórdat de zitting heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen grond is voor schadevergoeding.

Eiser voert aan dat hij weliswaar op grond van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is aangehouden, maar dat dit niet had mogen gebeuren. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanleiding was voor een strafrechtelijke aanhouding, en dat de staatssecretaris de zware gronden voor de maatregel van bewaring terecht heeft tegengeworpen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17027

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 10 juni 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De staatssecretaris heeft op 19 juni 2023 de maatregel van bewaring opgeheven, omdat eiser is overgedragen aan Zwitserland.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. De rechtbank kan een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen als de bewaring is opgeheven vóórdat de zitting heeft plaatsgevonden. [1] In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
4. Het beroep is ongegrond. De maatregel van bewaring was rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van een (verkapt) vreemdelingrechtelijke aanhouding?
5. Eiser voert aan dat hij weliswaar op grond van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is aangehouden, maar dat dit niet had mogen gebeuren. Eiser heeft zich kenbaar gemaakt met een W-document. De politie wist wie hij was en daarom is er contact gelegd met de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Volgens eiser is er sprake van een verkapt vreemdelingrechtelijke aanhouding. Hiertoe verwijst hij naar een eerdere uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 mei 2023. [2]
5.1.
In de Memorie van Toelichting bij de Wet op de uitgebreide identificatieplicht [3] is vermeld dat het van belang is dat in een proces-verbaal dat wordt opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 447e Sr wordt opgenomen, in welk kader de desbetreffende vordering werd gedaan en waarom deze noodzakelijk is voor een redelijke taakuitoefening. Zoals volgt uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is het in het kader van de toetsing van de maatregel van ophouding en inbewaringstelling niet nodig dat in het proces-verbaal een en ander expliciet wordt vermeld, maar gaat het erom dat uit de gerelateerde feiten en omstandigheden genoegzaam duidelijk wordt dat geen toepassing is gegeven aan (verkapt) vreemdelingrechtelijk toezicht. [4]
5.2.
Uit het proces-verbaal van aanhouding van 10 juni 2023 blijkt het volgende. De twee verbalisanten hebben naar aanleiding van een melding van het Operationeel Centrum, collega’s van handhaving in [plaats] ondersteund bij het vaststellen van identiteitsgegevens van personen in verband met een proces-verbaal voor het slapen op de openbare weg. De gegevens van de personen hebben zij vastgesteld middels een asielzoekerscentrum-kaart waar een naam, geboortedatum en een vreemdelingsnummer op stonden. In het systeem zagen zij dat de Dublin-claim van eiser is gehonoreerd. Zij hebben vervolgens contact opgenomen met de AVIM. Op advies van hen is eiser aangehouden op grond van artikel 447e Sr en artikel 2 van de Wet op identificatieplicht. Daarna is eiser overgebracht naar het hoofdbureau, waar hij is voorgeleid en om 11.50 uur opgehouden voor onderzoek. Vervolgens is eiser om 14:00 vreemdelingrechtelijk overgenomen en opgehouden.
5.3.
Gelet op wat in het proces-verbaal staat is eiser staandegehouden en gecontroleerd op grond van een strafrechtelijke bevoegdheid. De verbalisanten zijn immers ter plaatse gekomen na een melding van slapen op de openbare weg. Dit past binnen de uitoefening van de algemene politietaken. Vervolgens is de situatie ontstaan waarbij de verbalisanten enerzijds wisten dat er met betrekking tot eiser een claimakkoord lag en dat de AVIM adviseerde om hem aan te houden, maar, naar de rechtbank begrijpt, tegelijkertijd ook sprake was van een persoon die strafrechtelijk kon worden aangehouden wegens strijd met artikel 447e Sr en artikel 2 van de Wet op de Identificatieplicht. In zoverre is sprake van een samenloop van strafrecht en vreemdelingenrecht. Op het eerste gezicht – een oordeel hierover is voorbehouden aan de strafrechter – lijkt er echter (ook) voldoende aanleiding te zijn geweest voor een strafrechtelijke aanhouding, zodat van onrechtmatigheid geen sprake is. [5]
Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
6. In de maatregel van bewaring heeft staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
6.1.
Eiser voert aan dat de staatssecretaris de zware gronden 3b en 3k niet mocht tegenwerpen. Eiser betoogt dat hij wel voldoende meewerkt en dat hij zich niet aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken. Hij was uitgeschreven door het Centraal opvang voor asielzoekers en kon zich niet melden, omdat hij in detentie zat.
6.2.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. De reden hiervoor is dat de zware gronden 3a en 3d feitelijk juist zijn. De zware grond 3a is feitelijk juist, omdat eiser niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding. Daarnaast is de zware grond 3d feitelijk juist. Eiser heeft geen pogingen gedaan om identificerende documenten te verkrijgen en heeft zich daarnaast bediend van meerdere aliassen. Volgens rechtspraak van de Afdeling is het voor de zware gronden 3a en 3d voldoende dat deze feitelijk juist zijn om door de staatssecretaris ten grondslag gelegd te kunnen worden aan de maatregel van bewaring. [6] Verder heeft de staatssecretaris de lichte grond 4c terecht tegengeworpen, omdat niet is gebleken van een inschrijving in de Basisregistratie Personen. Daarmee stelt eiser zich niet beschikbaar voor de voorbereiding op de overdracht. Bovendien is het risico dat eiser niet traceerbaar wordt en zich opnieuw onttrekt aan het toezicht groot. De staatssecretaris heeft deze gronden daarom terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Deze gronden kunnen de maatregel dragen. Wat eiser verder heeft aangevoerd, kan daar niet aan afdoen en behoeft daarom geen bespreking. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 15 mei 2023, zaaknummer NL23.13159 (niet gepubliceerd).
3.Kamerstukken II 2003-2004, 29218, nr. 3, p. 13 (MvT).
4.ABRvS 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY8312.
5.Vergelijk Rb. Den Haag (zp. ’s-Hertogenbosch) 20 juli 1021, ECLI:NL:RBOBR:2021:3838.
6.ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
7.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.