ECLI:NL:RBDHA:2023:9544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
22/3710
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitschrijving uit de basisregistratie persoonsgegevens (Brp) van eisers na adresonderzoek door de gemeente

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, die verblijven in Turkije, beroep ingesteld tegen de ambtshalve uitschrijving uit de basisregistratie persoonsgegevens (Brp) door het college van burgemeester en wethouders van Delft. De rechtbank heeft op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 22/3710. De achtergrond van de zaak betreft een melding van de politie Delft, die leidde tot een adresonderzoek naar de eisers. De gemeente concludeerde dat eisers niet meer op het geregistreerde adres woonden, wat hen niet in staat stelde om aan de voorwaarden van artikel 2.22 van de Wet Brp te voldoen. Eisers betwistten deze conclusie en stelden dat zij bereikbaar waren op het Brp-adres en bewijsstukken hadden overlegd die hun verblijf op het adres aantoonden. De rechtbank overwoog dat de gemeente terecht had geoordeeld dat eisers niet konden worden bereikt en dat er geen aangifte van adreswijziging of vertrek was ontvangen. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de gemeente een gedegen onderzoek had uitgevoerd naar het feitelijke woonadres van eisers, waarbij onder andere huisbezoeken en navraag bij de leerplichtambtenaar waren gedaan. De rechtbank concludeerde dat aan alle voorwaarden voor ambtshalve uitschrijving was voldaan en verklaarde het beroep ongegrond. Eisers kregen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3710

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] e.a., uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. D. Bak),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft

(gemachtigde: J.A. Pieter).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2022 heeft verweerder eisers ambtshalve uitgeschreven uit de basisregistratie persoonsgegevens (Brp).
Bij besluit van 16 juni 2022 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft op 31 mei 2022 via een beeldverbinding plaatsgevonden. Eisers, verblijvend in Turkije, en hun gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder is naar aanleiding van een melding van de politie Delft een adresonderzoek gestart naar eisers. Op basis van dit onderzoek heeft verweerder vastgesteld dat eisers niet meer wonen op het adres [adres] [nummer] in [plaats] (het adres). Eisers voldoen dan ook niet aan de voorwaarden uit artikel 2.22 van de Wet Brp [1] . Verweerder heeft hierop besloten om eisers ambtshalve uit te schrijven uit de Brp. [2]
Wat vinden eisers in beroep?
2. Volgens eisers is het niet zo dat zij niet bereikbaar zijn op het Brp-adres. Zij hebben gedurende het gehele onderzoek contact gehad met verweerder, en hebben op alle brieven via de e-mail gereageerd. Eisers hebben ook bewijsstukken aangeleverd op verzoek van verweerder waaruit blijkt dat zij nog wonen op het adres aan de [adres]. Er zijn meerdere boodschappenbonnen, een foto van een bankafschrijving van Evides, foto’s van de huurafschrijving van Vestia, foto’s van betaling aan Vandebron Energie b.v. overhandigd. Wat betreft de huisbezoeken merken eisers op dat verweerder de huisbezoeken heeft laten plaatsvinden op het midden van de dag. Het is niet ongebruikelijk dat er op het midden van de dag niemand aanwezig is in de woning. Als verweerder buiten kantoortijden zou komen zouden eisers aanwezig zijn. Alleen het feit dat het waterverbruik lager is dan verwacht is onvoldoende om te concluderen dat eisers niet meer in de woning wonen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Door de hoogste bestuursrechter [3] is overwogen dat het doel van de brp is dat de daarin vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Met het oog daarop moeten in de brp gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene worden geregistreerd.
3.1.
In artikel 2.22, eerste lid, van de Wet brp is bepaald wanneer het college iemand ambtshalve moet uitschrijven als ingezetene uit de brp. Er zijn drie voorwaarden waar aan voldaan moet zijn: i) de ingezetene kan niet worden bereikt, ii) van hem is geen aangifte van wijziging van adres of van vertrek ontvangen en iii) na gedegen onderzoek kunnen geen gegevens over hem worden achterhaald over het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland en het volgende verblijf buiten Nederland. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2.22 van de Wet brp [4] volgt dat een college in de brp kan opnemen dat een voormalig ingezetene is vertrokken naar onbekend, als die persoon het adres waarop hij in de brp stond ingeschreven heeft verlaten en spoorloos is. Het cruciale punt is dat de werkelijke situatie in de gevallen waarin artikel 2.22 van de Wet brp toepassing vindt, niet bekend is. Er mag dan ook niet lichtvaardig tot ambtshalve toepassing van artikel 2.22 van de Wet brp worden overgegaan. De gevolgen daarvan zijn immers aanzienlijk. Voor de ingeschrevene betekent het dat de verschillende overheidsorganen (en derden) er in beginsel vanuit gaan dat hij niet meer in Nederland verblijft. Zij zullen bijvoorbeeld uitkeringen en andere vormen van dienstverlening ten behoeve van betrokkene in beginsel stopzetten.
4. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] gaat het bij de toepassing van de Wet Brp om de registratie van een adres. Indien eisers weliswaar reageren op de brieven van verweerder, maar niet bereikbaar zijn in de woning en geen ander adres opgegeven, zijn zij in zoverre onbereikbaar. Verweerder heeft daarom terecht geoordeeld dat eisers niet konden worden bereikt in de zin van artikel 2.22, eerste lid, van de Wet BRP. Aan de eerste voorwaarde is naar het oordeel van de rechtbank voldaan.
5. Verder heeft verweerder geconstateerd dat van eisers geen aangifte van een adreswijziging of van vertrek is ontvangen. Ook aan de tweede voorwaarde is dus voldaan.
6. Ten aanzien van de derde voorwaarde is de rechtbank van oordeel dat verweerder een voldoende gedegen onderzoek heeft gedaan naar het feitelijke woonadres van eisers. Op 29 november 2021 heeft er een huisbezoek plaatsgevonden. Door de inspecteurs is geconstateerd dat er niemand in de woning aanwezig was. De inspecteur heeft uiteindelijk bij de buren aangebeld en een buurman gesproken. Deze heeft aangegeven dat er al heel lang een vrouw alleen woont op het adres. Er woont geen gezin. Op de deur van het adres heeft de inspecteur ook een briefje aangetroffen met het nummer en de naam van de bewoonster. Deze gegevens komen niet overeen met de gegevens van eisers. Verweerder heeft ook de waterstanden opgevraagd bij Evides. Deze zijn aanzienlijk lager dan te verwachten bij een vijfpersoonshuishouden. De standen passen bij een eenpersoonshuishouden, en zelf voor een eenpersoonshuishouden zijn ze laag. Dit komt ook overeen met de verklaringen van de buren dat er maar een persoon woonachtig is op het adres.
6.1.
Door verweerder is ook navraag gedaan bij de leerplichtambtenaar. Aan hem is gevraagd of de drie kinderen staan ingeschreven bij een school in de [plaats]. Dit blijkt niet het geval te zijn. Door eisers is meerdere keren een vrijstelling leerplicht aangevraagd vanwege verblijf in het buitenkand. Voor dit schooljaar zijn eisers hier te laat mee. De leerplichtambtenaar heeft grote moeite om eisers te bereiken, hij heeft een huisbezoek gedaan en niemand aangetroffen. Op zitting is uiteindelijk gebleken dat de drie kinderen al enkele jaren bij hun opa en oma in Turkije verblijven en alleen in vakanties in Nederland zouden zijn.
6.2.
Ook is er veel contact geweest tussen partijen over de mail om duidelijkheid te krijgen over de verblijfplaats van eisers. Aan eisers is meerdere keren gevraagd een adreswijziging door te geven dan wel om aan te tonen dat zij nog steeds woonachtig zijn op het adres. Verweerder heeft specifiek gevraagd om bepaalde bewijsmiddelen aan te leveren. Uiteindelijk hebben eisers boodschappenbonnen, een foto van een bankafschrijving van Evides, foto’s van de huurafschrijving van Vestia en foto’s van betaling aan Vandebron Energie b.v. overhandigd. Deze boodschappenbonnen kunnen echter niet worden gekoppeld aan een bankrekening, hetzelfde geldt voor de energie- en waterbetalingen. Verweerder heeft meerdere keren gevraagd om overzicht in de vorm van een bankafschrijving van de laatste drie maanden zodat pin bedragen gekoppeld kunnen worden aan een rekeningnummer van eisers. Eisers hebben hier geen gehoor aan gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee ook aan de derde voorwaarde voldaan.
7. Nu aan alle drie de voorwaarden is voldaan is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten eisers ambtshalve uit te schrijven uit het Brp.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet basisregistratie personen
2.Basisregistratie personen
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:764.
4.(Kamerstukken II 2011/12, 33 219, nr. 3, p. 42 en 133).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU6338 & de uitspraak van 17 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2016:2270.