In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Gabonese nationaliteit, heeft op 14 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 15 december 2022 afgewezen, omdat de aanvraag als ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Na aanvullende vragen van de rechtbank en een heropening van het onderzoek, heeft de staatssecretaris op 19 mei 2023 laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank concludeert dat eiser nog steeds belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat er contact is tussen eiser en zijn gemachtigde.
De rechtbank beoordeelt vervolgens de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, dat onder andere betrekking heeft op problemen door een mislukte staatsgreep in Gabon, problemen met zijn stiefvader en discriminatie vanwege zijn geloof. De staatssecretaris heeft de problemen door de mislukte staatsgreep als ongeloofwaardig geacht, terwijl de andere elementen als geloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eiser een juist referentiekader heeft gehanteerd, rekening houdend met eisers jonge leeftijd en de omstandigheden van zijn verblijf in Gabon.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en dat het afwijzende besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.