ECLI:NL:RBDHA:2023:9344
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak bestuursrechtelijke beslissing inzake beslistermijn voor aanvraag
Op 19 april 2023 heeft de rechtbank Den Haag het beroep van opposante, een onbekende partij, kennelijk gegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Opposante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek ingediend om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.
De rechtbank heeft in de beroepszaak geoordeeld dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak een besluit bekend te maken op de aanvraag van opposante, en verweerder moest een dwangsom van €100 per dag betalen voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van €7.500.
Opposante heeft in haar verzet aangevoerd dat er eerst onderzoek gedaan had moeten worden naar de stand van zaken voordat er een beslistermijn van twintig weken kon worden opgelegd. De rechtbank oordeelt echter dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. De rechtbank volgt opposante niet in haar standpunt en concludeert dat de opgelegde beslistermijn van twintig weken terecht is vastgesteld.
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en handhaaft de eerdere uitspraak van 19 april 2023. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.