ECLI:NL:RBDHA:2023:9337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
NL23.17086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot uitzetting naar Suriname

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 30 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 19 juni 2023 is gesloten. Eiser stelde dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde in het proces van uitzetting naar Suriname, en dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, zoals het voeren van vertrekgesprekken en het schriftelijk rappeleren van de aanvraag voor een laissez-passer (LP) bij de Surinaamse autoriteiten. Eiser werd niet gevolgd in zijn standpunt dat er geen zicht op uitzetting was, en de rechtbank oordeelde dat het voortduren van de bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17086

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek
gesloten op 19 juni 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te
hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1858. Ook is al eerder een vervolgberoep ingesteld. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 4 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4893, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 30 maart 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Sinds er uitspraak is gedaan op het eerdere vervolgberoep zijn slechts twee vertrekgesprekken met eiser gevoerd en is de LP [2] -aanvraag maar drie maal gerappelleerd bij de Surinaamse autoriteiten. Er is nog geen presentatie gepland voor eiser bij de Surinaamse vertegenwoordiging en er zijn weinig tot geen concrete uitzettingshandelingen verricht. Ook meent eiser dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Hij verwijst daarbij naar een overzicht van DT&V [3] over de gemiddelde doorlooptijden in 2018 tot en met 2021 voor het verkrijgen van LP’s van verschillende landen. In dit overzicht wordt vermeld dat de gemiddelde doorlooptijd in het geval van Suriname in 2018 184 dagen bedroeg, 98 dagen in 2019, 89 dagen in 2020 en 378 dagen in 2021. Eiser stelt daarom dat verweerder meer informatie dient te verschaffen over de doorlooptijden en afgiftes van LP’s in 2022. Eiser erkent dat eerder een beroep is gedaan op deze documentatie, maar omdat er inmiddels twee maanden zijn verstreken wordt de genoemde doorlooptijd meer aannemelijk.
5. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De rechtbank stelt vast dat verweerder (sinds het sluiten van het onderzoek op 30 maart 2023) met eiser op 4 mei 2023 en 9 juni 2023 een vertrekgesprek heeft gevoerd en daarnaast op 26 april 2023, 17 mei 2023 en 8 juni 2023 schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Surinaamse autoriteiten. Verweerder heeft met deze uitzettingshandelingen voldoende voortvarend gehandeld. Uit de verslagen van de vertrekgesprekken blijkt overigens dat eiser niets heeft ondernomen om zijn vertrek naar Suriname te bespoedigen. Tijdens het gesprek op 4 mei 2023 heeft eiser verklaard nog niet nagedacht te hebben over zijn terugkeer, omdat hij eerst wil overleggen met zijn advocaat. Hij zou zijn advocaat op diezelfde dag nog spreken. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 9 juni 2023 blijkt dat eiser nog altijd geen contact met zijn advocaat heeft gehad en daarom ook geen acties heeft ondernomen om zijn terugkeer naar Suriname mogelijk te maken. Wel is hij meermaals gewezen op zijn meewerkplicht, maar toch heeft eiser niets ondernomen om de afgifte van een noodpaspoort te versnellen.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser in het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring en het eerdere vervolgberoep ook een beroep heeft gedaan op de overgelegde documentatie van DT&V. In het enkele tijdsverloop sindsdien ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan is gedaan bij uitspraak van 14 februari 2023, welke in hoger is bevestigd. [4] Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Suriname.
7. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. [5]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2023, zaaknummer 202301044/1/V3 (niet gepubliceerd).
5.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.