ECLI:NL:RBDHA:2023:4893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.8845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in het vreemdelingenrecht met betrekking tot uitzetting naar Suriname

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 30 januari 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 30 maart 2023 gesloten. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting naar Suriname, omdat er slechts één vertrekgesprek heeft plaatsgevonden en er weinig concrete uitzettingshandelingen zijn verricht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder wel degelijk stappen heeft ondernomen, zoals het voeren van gesprekken en het indienen van aanvragen bij de Surinaamse autoriteiten. Eiser heeft niet aangetoond dat er geen zicht is op uitzetting, en de rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8845

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 30 maart 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1987 en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1858, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 8 februari 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Sinds er uitspraak is gedaan op zijn eerste beroep tegen de maatregel van bewaring is slechts één vertrekgesprek met eiser gevoerd en is de LP [2] -aanvraag maar twee maal gerappelleerd bij de Surinaamse autoriteiten. Er is nog geen presentatie gepland voor eiser bij de Surinaamse vertegenwoordiging en er zijn weinig tot geen concrete uitzettingshandelingen verricht. Ook meent eiser dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Hij verwijst daarbij naar een overzicht van DT&V [3] over de gemiddelde doorlooptijden in 2018 tot en met 2021 voor het verkrijgen van LP’s van verschillende landen. In dit overzicht wordt vermeld dat de gemiddelde doorlooptijd in het geval van Suriname in 2018 184 dagen bedroeg, 98 dagen in 2019, 89 dagen in 2020 en 378 dagen in 2021. Eiser stelt daarom dat verweerder meer informatie dient te verschaffen over de doorlooptijden en afgiftes van LP’s in 2022.
5. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De rechtbank stelt vast dat verweerder (sinds het sluiten van het onderzoek op 8 februari 2023) met eiser op 2 maart 2023 een vertrekgesprek heeft gevoerd en daarnaast op 24 februari en 15 maart 2023 schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag voor een LP bij de Surinaamse autoriteiten. Uit het verslag van het vertrekgesprek blijkt overigens dat eiser niets heeft ondernomen om zijn vertrek naar Suriname te bespoedigen. Hij weet niet waar zijn paspoort is. Ook heeft hij aangegeven zich niet bezig te houden met zijn terugkeer, maar juist mogelijkheden te onderzoeken om in Nederland te kunnen blijven.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser in het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring ook een beroep heeft gedaan op de overgelegde documentatie van DT&V. Deze documentatie biedt echter geen enkele context. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij uitspraak van 14 februari 2023 geoordeeld dat zicht op uitzetting naar Suriname gegeven is, en dat de documentatie waar eiser naar verwijst geen aanknopingspunten biedt om hieraan te twijfelen. De Afdeling [4] heeft deze uitspraak in hoger beroep bevestigd. [5] Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn standpunt dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Suriname.
7. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is. [6]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Laissez-passer.
3.Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Uitspraak van 16 maart 2023, zaaknummer 202301044/1/V3 (niet gepubliceerd).
6.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.