ECLI:NL:RBDHA:2023:9314
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de toekenning van bijstand aan een eiser die jonger is dan 21 jaar. Eiser had een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) en verzocht om bijzondere bijstand voor woonkosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Leiden, eiser een bijstandsuitkering heeft toegekend naar de jongerennorm, maar zijn aanvraag voor bijzondere bijstand heeft afgewezen. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de jongerennorm niet toereikend is, omdat hij geen ouders heeft die financieel kunnen bijdragen aan zijn levensonderhoud. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn noodzakelijke kosten van het bestaan boven de bijstandsnorm uitkomen en dat de afwijzing van de bijzondere bijstand terecht was. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsverplichting die aan de bijstandsuitkering is verbonden, niet onterecht was opgenomen in het besluit.
Verder heeft eiser een beroep gedaan op de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale procedure meer dan twee jaar heeft geduurd, wat resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn met drie maanden. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 500,- voor immateriële schade, die de Staat aan eiser moet betalen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.