ECLI:NL:RBDHA:2023:9149
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse nationaliteit op basis van bekering en seksuele gerichtheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2023, wordt het beroep van een Iraanse asielzoeker beoordeeld die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 4 april 2023 afgewezen, met de motivering dat de asielaanvraag ongegrond was. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. Rasul, stelde dat hij in Iran werd gediscrimineerd vanwege zijn bekering tot het christendom en zijn LHBTI-geaardheid. Hij vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Iran, waar hij problemen had ondervonden na het verlaten van de Islam.
De rechtbank behandelde het beroep op zitting op 1 juni 2023, waarbij de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A. Wildeboer. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk had gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over zijn bekering en seksuele gerichtheid niet geloofwaardig achtte. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn bekering en de gevolgen daarvan, en zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid werden als oppervlakkig beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiser geen reëel risico liep op onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Iran.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.