ECLI:NL:RBDHA:2023:9097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Eritrese vreemdeling - ongeloofwaardigheid identiteit en geboortedatum

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese vreemdeling. De vreemdeling had op 7 april 2021 asiel aangevraagd en opgegeven dat zijn geboortedatum 2004 was. De Autoriteit Vreemdelingen en Migratie (AVIM) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hebben afzonderlijk een leeftijdsschouw verricht, waarbij de AVIM twijfels had over de opgegeven leeftijd, terwijl de IND concludeerde dat de vreemdeling evident minderjarig was. De vreemdeling was in Italië geregistreerd met een andere geboortedatum, namelijk 2002, wat leidde tot de ongeloofwaardigheid van zijn identiteit door de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de conclusie van de AVIM over de leeftijdsschouw onvoldoende inzichtelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verweerder verder onderzoek had moeten verrichten naar de leeftijdsregistratie in Italië en dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen, waarbij de identiteit van de vreemdeling opnieuw beoordeeld moet worden. Tevens heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de vreemdeling, vastgesteld op € 1.674,-.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures, vooral bij minderjarigen, en de noodzaak voor de overheid om de identiteit van asielzoekers op een transparante en onderbouwde manier vast te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12478

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I.N. Schalken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

ProcesverloopBij besluit van 11 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure ingewilligd. In dit besluit is de identiteit van eiser ongeloofwaardig geacht.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Ogbamichael. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit. Op 7 april 2021 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Hierbij heeft eiser opgegeven dat zijn geboortedatum [geboortedag 1] 2004 is. De AVIM [1] en de IND hebben afzonderlijk van elkaar een leeftijdsschouw verricht. De AVIM heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd en de IND heeft geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Vervolgens heeft verweerder onderzoek opgestart bij de Italiaanse autoriteiten, waaruit gebleken is dat eiser daar bekend staat met de geboortedatum [geboortedag 2] 2002.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag ingewilligd. Daarbij heeft verweerder de identiteit van eiser ongeloofwaardig geacht, omdat hij in Italië geregistreerd staat met een andere geboortedatum.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eisers beroep richt zich tegen het ongeloofwaardig verklaren van zijn identiteit in het bestreden besluit. Allereerst bestaat zijn identiteit niet alleen uit een geboortedatum, maar ook uit bijvoorbeeld zijn naam en vingerafdrukken. Daarnaast zou verweerder uit moeten gaan van de door eiser opgegeven geboortedatum [geboortedag 1] 2004. In Italië heeft geen leeftijdsonderzoek plaatsgevonden. Eisers leeftijd in Italië is vastgelegd op basis van zijn eigen verklaringen. Hij heeft in Italië verklaard meerderjarig te zijn omdat hij niet gescheiden wilde worden van de andere meerderjarigen waarmee hij samen naar Italië was gereisd. De medewerker van het aanmeldgehoor heeft geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Eiser heeft een geboorteakte overgelegd met de juiste geboortedatum erop. Dat de geboorteakte vals is bevonden, maakt nog niet dat de geboortedatum die hierop staat onjuist is. In de verklaring van onderzoek staat namelijk dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ontvankelijkheid
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep, nu zijn asielaanvraag ingewilligd is. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter op 17 september 2003 kan worden afgeleid dat er procesbelang bestaat bij betwisting van persoonsgegevens, en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. [2] Daarnaast overweegt de rechtbank dat eisers leeftijd van belang kan zijn bij een eventueel toekomstig verzoek om nareis voor eisers familieleden. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van procesbelang en het beroep ontvankelijk is.
Vaststelling leeftijd
5. De rechtbank zal eerst de algemene werkwijze van verweerder in het geval van gestelde minderjarigheid uiteenzetten, om vervolgens een oordeel te geven over de toepassing hiervan in eisers geval.
5.1
Wanneer een vreemdeling stelt minderjarig te zijn en dit niet kan aantonen met identificerende documenten, of op een andere manier aannemelijk kan maken, wordt de vreemdeling geschouwd. Bij een schouw beoordelen de AVIM en de IND, los van elkaar, of de vreemdeling evident minderjarig of evident meerderjarig is, of dat hier twijfel over bestaat. Wanneer er zowel bij de AVIM als bij de IND sprake is van twijfel, of wanneer de conclusies van de AVIM en de IND niet overeenkomen, doet verweerder nader onderzoek. In het geval dat de vreemdeling een Eurodac-hit heeft in een andere lidstaat, bestaat dit onderzoek eruit dat nagevraagd wordt bij deze lidstaat met welke geboortedatum iemand daar geregistreerd staat. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat de leeftijdsregistratie in de andere lidstaat zorgvuldig heeft plaatsgevonden. [3] Verweerder neemt dan ook de geregistreerde geboortedatum in de andere lidstaat over. Hierna is het aan de vreemdeling om aan te tonen dat deze geboortedatum onjuist is. Als de vreemdeling dit door middel van documenten aannemelijk maakt, verschuift de bewijslast weer naar verweerder. Deze werkwijze van verweerder is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk bevonden. [4]
5.2
Eiser heeft bij aankomst in Nederland gesteld minderjarig te zijn en geboren te zijn op [geboortedag 1] 2004. Hij heeft geen identificerende documenten overgelegd. Omdat de conclusies van de schouw door de AVIM en de IND niet overeenkwamen, heeft verweerder onderzoek gedaan naar de leeftijd waarmee eiser geregistreerd staat in Italië. Verweerder is vervolgens uitgegaan van deze geboortedatum, namelijk [geboortedag 2] 2002. Eiser heeft een geboorteakte overgelegd om aan te tonen dat deze geboortedatum onjuist is. Maar Bureau Documenten heeft geoordeeld dat deze geboorteakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. De geboorteakte en de legalisatie wijken af van het beschikbare vergelijkingsmateriaal. Ook al zou de rechtbank eisers uitleg dat geboorteaktes in zijn regio afwijken van geboorteaktes in andere regio’s kunnen volgen, dan nog heeft eiser niet kunnen verklaren waarom de legalisatie van Buitenlandse Zaken eveneens afwijkt. Verweerder heeft dan ook geen waarde hoeven hechten aan de geboorteakte. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de zittingsplaats Roermond [5] slaagt gelet hierop niet omdat daarin sprake was van een echt bevonden geboorteakte, waarna de bewijslast dus weer verschoven was naar verweerder. In eisers geval heeft verweerder, gelet op het beleid en wat hiervoor is overwogen, in principe mogen uitgaan van de geboortedatum die geregistreerd staat door de Italiaanse autoriteiten.
5.3
Ondanks het voorgaande mocht verweerder in het onderhavige geval niet zonder nader onderzoek blijven uitgaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum. Hoewel het beleid van verweerder niet onredelijk is en verweerder dit beleid sec heeft gevolgd, is de rechtbank met eiser van oordeel dat de eerste stap in het beslismodel, te weten de conclusie van de schouw, onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.
5.4
De AVIM heeft de volgende kenmerken opgenomen bij de schouw: betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/rimpels om de ogen; betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens; betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken; betrokkene heeft geen grijze haren; betrokkene heeft een duidelijk zichtbare adamsappel, en; betrokkene heeft stoppels en een snor. Ook heeft de AVIM over eisers gedrag genoteerd dat de tolk veel vragen moet herhalen en dat eiser op sommige vragen zeer uitgebreide antwoorden geeft. Op basis van voorgaande constateringen komt de AVIM tot de conclusie dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. De hoormedewerker van de IND komt qua uiterlijke kenmerken op bijna dezelfde constateringen uit, behalve dat deze concludeert dat eiser geen stoppels heeft en een beginnend vlassig snorretje. Over eisers gedrag heeft de hoormedewerker veel meer indicatoren opgenomen dan de medewerker van de AVIM, waarbij de hoormedewerker onder andere constateert dat eiser in het begin van het gesprek zenuwachtig was, dat hij meewerkend was en rustig. Op grond hiervan oordeelt de hoormedewerker van de IND dat eiser evident minderjarig is.
5.5
De rechtbank constateert dat de medewerker van de AVIM voornamelijk kenmerken noteert die wijzen op minderjarigheid. Het enige dat mogelijk duidt op een oudere leeftijd zijn de stoppels en de snor. De stoppels worden evenwel enkele dagen later niet meer waargenomen door de hoormedewerker van de IND. Die omschrijft op dat moment de snor als een vlassig snorretje, wat weer heel goed bij de door eiser opgegeven leeftijd past. Nu de snor die de medewerker van de AVIM omschrijft zeer waarschijnlijk een vlassig snorretje was en de overige door hem omschreven kenmerken niet direct duiden op meerderjarigheid, is niet inzichtelijk waar de conclusie van de AVIM dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd op is gebaseerd. Het fundament op basis waarvan, in eisers geval, onderzoek is opgestart naar zijn leeftijdsregistratie in Italië is daarom wankel. Uit het onderzoek in Italië is vervolgens gebleken dat daar geen leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden. Eiser heeft ook niet ontkend dat hij in Italië heeft verklaard meerderjarig te zijn, maar hij heeft hier een navolgbare verklaring voor gegeven.
5.4
Alle voornoemde omstandigheden samen genomen, en in het licht van de zorgplicht voor minderjarigen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in eisers geval verder onderzoek had moeten verrichten, en minstens had moeten onderzoeken of aan de leeftijdsregistratie in Italië brondocumenten ten grondslag lagen. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen en verweerder heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat in eisers geval van de in Italië geregistreerde geboortedatum kon worden uitgegaan.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
6. Omdat het beroep gegrond is, heeft eiser recht op een proceskostenvergoeding door verweerder. De vergoeding wordt, met toepassing van het Bpb, [6] vastgesteld op € 1.674,-. [7]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de identiteit van eiser ongeloofwaardig is geacht;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.200304676/1, gepubliceerd in JV 2003/486.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
5.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, op 11 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4983.
6.Besluit proceskosten bestuursrecht.
7.1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde van € 837 per punt en wegingsfactor 1.