In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese vreemdeling. De vreemdeling had op 7 april 2021 asiel aangevraagd en opgegeven dat zijn geboortedatum 2004 was. De Autoriteit Vreemdelingen en Migratie (AVIM) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hebben afzonderlijk een leeftijdsschouw verricht, waarbij de AVIM twijfels had over de opgegeven leeftijd, terwijl de IND concludeerde dat de vreemdeling evident minderjarig was. De vreemdeling was in Italië geregistreerd met een andere geboortedatum, namelijk 2002, wat leidde tot de ongeloofwaardigheid van zijn identiteit door de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, omdat de conclusie van de AVIM over de leeftijdsschouw onvoldoende inzichtelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verweerder verder onderzoek had moeten verrichten naar de leeftijdsregistratie in Italië en dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen, waarbij de identiteit van de vreemdeling opnieuw beoordeeld moet worden. Tevens heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de vreemdeling, vastgesteld op € 1.674,-.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures, vooral bij minderjarigen, en de noodzaak voor de overheid om de identiteit van asielzoekers op een transparante en onderbouwde manier vast te stellen.