In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023, met zaaknummer NL23.9921, werd de asielaanvraag van een Syrische vreemdeling beoordeeld. De vreemdeling had zijn asielaanvraag in Nederland ingediend op 19 november 2022, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De vreemdeling betoogde echter dat de opvangsituatie in Bulgarije zodanig was dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico liep op schending van zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom hij nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan, ondanks de zorgen over de opvangvoorzieningen in Bulgarije. De rechtbank verwees naar het AIDA-rapport van 30 maart 2023, dat systeemfouten in de opvangvoorzieningen in Bulgarije aantoont. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling voldoende concrete aanknopingspunten had aangedragen om aan te nemen dat de opvangsituatie in Bulgarije niet voldeed aan de internationale verplichtingen.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij nader onderzoek naar de opvangsituatie in Bulgarije noodzakelijk was. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris ook in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op € 1.674,-.