ECLI:NL:RBDHA:2023:8932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
SGR 21/6853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten verlenging rijbewijs

Op 14 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen drs. [eiser] en het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van de verlenging van zijn rijbewijs, welke aanvraag door de ISD was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de ISD van 16 september 2021 behandeld. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de verlenging van het rijbewijs, die € 41,- bedragen, voorzienbaar zijn en dat eiser in redelijkheid had moeten reserveren voor deze kosten. De rechtbank stelde vast dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing van de aanvraag konden rechtvaardigen. Eiser was vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar dit had geen invloed op de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de ISD de aanvraag van eiser terecht had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6853

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

14 juni 2023 in de zaak tussen

drs. [eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, de ISD
gemachtigde: mr. D.F. Rosenbaum.

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de ISD van 16 september 2021 op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Op deze zitting heeft de rechtbank ook het beroep met zaaknummer SGR 22/4202 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de ISD.
Na afloop van de behandeling van deze zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de verlenging van zijn rijbewijs.
1.1.
De ISD heeft deze aanvraag met het besluit van 21 mei 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 september 2021 op het bezwaar van eiser is de ISD bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De ISD heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt voorop dat ten aanzien van incidentele algemene kosten van het bestaan geldt dat deze in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. [1]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen en dat deze noodzakelijk zijn. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Een rijbewijs heeft een beperkte geldigheidsduur van maximaal 10 jaar. De kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand vraagt, waren dan ook voorzienbaar en dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen. Van omstandigheden waardoor van eiser in redelijkheid niet kon worden verwacht dat hij gedurende die 10 jaar een deel van zijn inkomen zou reserveren voor de kosten van het verlengen van het rijbewijs is, mede gelet op het relatief lage bedrag van die kosten (€ 41,-), niet gebleken. De omstandigheid dat eiser schulden had is daarbij niet van belang. Schulden, dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen volgens vaste rechtspraak niet worden afgewenteld op de bijstand. [2] Het gegeven dat eiser in de periode kort voorafgaand aan de aanvraag twee maanden geen uitkering ontving, maakt dit niet anders. De ISD heeft de aanvraag van eiser dan ook terecht afgewezen.
5. Tot slot ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd. Dat de ISD verwijst naar “vaste rechtspraak”, zonder daarbij te verwijzen naar een concrete uitspraak is daarvoor onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de ISD de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen. Geen aanleiding bestaat voor een veroordeling in de proceskosten.
7. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023 door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3157.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1763.