ECLI:NL:RBDHA:2023:8602
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inreisverbod en beroep op het gelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een inreisverbod opgelegd aan een eiser met de Oezbeekse nationaliteit. De eiser had een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van één jaar ontvangen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de ophouding onrechtmatig was en dat zijn identiteit en verblijfsstatus al eerder waren vastgesteld. De rechtbank heeft deze beroepsgronden verworpen, verwijzend naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke argumenten zijn behandeld.
Daarnaast voerde de eiser aan dat het inreisverbod in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat hij gelijktijdig met andere landgenoten was aangehouden, van wie sommigen geen inreisverbod kregen. De rechtbank oordeelde echter dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat de gemachtigde van verweerder had toegelicht dat in de andere zaak een ambtelijke misslag had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat het gelijkheidsbeginsel niet zo ver strekt dat een ambtelijke misslag moet worden herhaald.
Verder stelde de eiser dat hij in een kwetsbare positie verkeerde en dat verweerder had kunnen afzien van het inreisverbod. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat er bijzondere individuele omstandigheden waren die een uitzondering op het inreisverbod rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.