ECLI:NL:RBDHA:2023:8509
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep dat door eisers is ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eisers hebben op 24 maart 2023 beroep ingesteld, nadat de staatssecretaris niet tijdig had gereageerd op hun aanvraag, die op 17 augustus 2022 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de staatssecretaris was verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke waren gesteld. Hierdoor was het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en is hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheden voor rechtsbescherming voor burgers die geconfronteerd worden met vertragingen in de besluitvorming. De rechtbank heeft in deze zaak ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden rondom aanvragen voor gezinshereniging bij houders van asielvergunningen, wat heeft geleid tot de beslissing om een langere beslistermijn op te leggen.