ECLI:NL:RBDHA:2023:8503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
NL22.15760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitstel van vertrek om medische redenen; beoordeling BMA-advies en hoorplicht in bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om eiseres uitstel van vertrek te verlenen om medische redenen. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1995, had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag was niet in behandeling genomen. Eiseres had in 2020 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek om medische redenen, welke door verweerder werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Bureau Medische Advisering (BMA) in eerdere adviezen had geconcludeerd dat eiseres lijdt aan psychiatrische klachten, maar dat zij onder bepaalde voorwaarden in staat zou zijn om te reizen. Eiseres voerde aan dat uitzetting naar Nigeria zou leiden tot nieuwe trauma's en dat de noodzakelijke behandeling daar niet beschikbaar zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat er geen concrete aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van het BMA-advies. Bovendien werd vastgesteld dat eiseres niet was gehoord in de bezwaarfase, wat in strijd was met de hoorplicht, maar de rechtbank concludeerde dat dit gebrek niet tot een ander oordeel zou leiden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursprocedures, maar ook dat niet elk gebrek automatisch leidt tot een gegrond beroep als de belanghebbende niet is benadeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15760

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. D. Berben en mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Met het besluit van 8 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering om haar uitstel van vertrek om medische redenen te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep geagendeerd op de zitting van 1 december 2022. Op verzoek van verweerder is deze zitting geannuleerd.
Op 6 december 2022 heeft verweerder een aanvullend medisch advies overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is verschenen de heer [naam echtgenoot], de echtgenoot van eiseres. Als tolk is verschenen M. Njie. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.W.M. van Breda. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Griffierecht
1. Van de indiener van een beroepschrift bij de bestuursrechter wordt griffierecht geheven. Eiseres heeft het verzoek gedaan om hiervan te worden vrijgesteld. Bij bericht in het digitale dossier van 23 augustus 2022 heeft de griffier dit verzoek voorlopig toegewezen. Gelet op wat eiseres naar voren heeft gebracht over haar inkomen, en gelet op het door haar ondertekende formulier, ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek definitief toe te wijzen. Van eiseres zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
Feiten
2. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1995 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
3. Op 17 januari 2019 heeft eiseres asiel aangevraagd in Nederland. Met het besluit van 1 april 2019 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat de autoriteiten van Duitsland daarvoor verantwoordelijk waren op grond van de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Met de uitspraak van 7 mei 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:6018, heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, het daartegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard.
4. Op 4 april 2019 heeft eiseres aangifte gedaan van mensenhandel. Vervolgens heeft verweerder haar op 5 april 2019 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘tijdelijk humanitaire gronden op grond van de regelgeving voor slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel’. Met de brief van 25 juni 2019 heeft de Officier van Justitie meegedeeld geen vervolging te kunnen instellen naar aanleiding van de aangifte van eiseres. Daarop heeft verweerder met het besluit van 3 september 2019 de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken en tegen haar een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Met het besluit van 5 november 2019 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Met de uitspraak van 29 mei 2020, zaaknummer AWB 19/9374 (niet gepubliceerd), heeft deze rechtbank en zittingsplaats het daartegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard.
5. Op 19 november 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend om verlening van uitstel van vertrek om medische redenen zoals bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Met het besluit van 15 februari 2021 heeft verweerder aan eiseres uitstel van vertrek verleend van 18 januari 2021 tot 2 augustus 2021. Met het besluit van 19 april 2021 heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar tegen de beperkte geldigheidsduur van het uitstel van vertrek kennelijk ongegrond verklaard. Dit staat in rechte vast.
6. In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres van 16 augustus 2021 om verdere verlening van uitstel van vertrek. Met het besluit van 24 december 2021 heeft verweerder aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend voor een periode van maximaal zes maanden, te weten van 24 december 2021 tot 24 juni 2022, of zoveel korter tot het moment waarop op de aanvraag is beslist.
7. Op 12 januari 2022 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) aan verweerder gerapporteerd dat eiseres lijdt aan psychiatrische klachten als gevolg van een posttraumatische stressstoornis en dat eiseres daarvoor therapie volgt en diverse medicijnen gebruikt. Bij het uitblijven van behandeling verwacht het BMA een medische noodsituatie op korte termijn. Eiseres kan volgens het BMA onder een aantal voorwaarden echter wel reizen en ook is volgens het BMA de voor eiseres noodzakelijke behandeling aanwezig in Nigeria. Op 29 april 2022 heeft het BMA in aanvulling hierop gerapporteerd dat mantelzorg voor eiseres noodzakelijk is om een terugval te voorkomen en dat een alternatief voor mantelzorg aanwezig is in Nigeria.
8. Met het besluit van 13 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In de bezwaarfase heeft eiseres een e-mail van psychiater Metelman van 1 juli 2022 overgelegd. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft eiseres niet gehoord over haar bezwaar.
9. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Vervolgens heeft verweerder verzocht om aanhouding van het beroep om de e-mail van psychiater Metelman aan het BMA te kunnen voorleggen. De rechtbank heeft het beroep aangehouden. Op 6 december 2022 heeft het BMA gerapporteerd dat de e-mail van psychiater Metelman niet van invloed is op de eerdere BMA-adviezen van 12 januari 2022 en 29 april 2022.
Beroepsgronden
10. In beroep voert eiseres het volgende aan. Volgens psychiater Metelman is zij nog niet klaar voor traumaverwerkende behandeling, omdat zij daarvoor nog niet stabiel genoeg is. De oorzaak van haar trauma ligt in Nigeria en daarom zal uitzetting naar Nigeria leiden tot nieuwe trauma’s en kan behandeling in Nigeria niet effectief zijn. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak van het Medisch Tuchtcollege van 10 februari 2011,
JV2011/170. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord over haar bezwaar. In aanvulling hierop heeft eiseres een brief van 9 maart 2023 van haar nieuwe behandelaars overgelegd (klinisch psycholoog Smit en psychiater Montagne). Hierin staat dat het toestandsbeeld van eiseres is verslechterd en dat zij met tweewekelijkse gesprekken wordt voorbereid op een opname van maximaal acht maanden om haar te behandelen met diverse medicijnen en therapieën, waaronder EMDR- en NET-therapie. Volgens eiseres blijkt uit de BMA-adviezen dat deze therapieën niet beschikbaar zijn in Nigeria. Naar aanleiding van deze brief verzoekt eiseres de rechtbank het beroep voor onbepaalde tijd aan te houden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Toetsingskader
11. Volgens onderdeel A3/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) kan verweerder uitstel van vertrek om medische redenen op grond van artikel 64 van de Vw verlenen als een vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of als er om medische redenen door uitzetting een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM, het verbod op onmenselijke behandeling). Volgens onderdeel A3/7.2.6 van de Vc verzoekt verweerder hierbij het BMA om medisch advies uit te brengen aan de hand van de door de vreemdeling overgelegde medische bewijsstukken.
12. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat een advies van het BMA geldt als een deskundigenadvies. Als een dergelijk advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft, onder aanduiding - voor zover mogelijk en verantwoord - van de bronnen waaraan deze informatie is ontleend, mag verweerder van dat advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan om daaraan te twijfelen.
Uitstel van vertrek
13. In zaken als deze moet de rechtbank beoordelen of verweerder ten tijde van het bestreden besluit terecht het standpunt heeft ingenomen dat uitstel van vertrek om medische redenen voor eiseres niet was aangewezen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen concrete aanknopingspunten voor twijfel over de juistheid of de volledigheid van het BMA-advies. Het advies is duidelijk over welke informatie is gebruikt, tot welke conclusies dit heeft geleid en waarom. Uit de rapporten blijkt dat de BMA-arts bekend was met de klachten van eiseres, voornamelijk als gevolg van PTSS, en dat daarmee rekening is gehouden in het advies.
14. De door eiseres ingebrachte informatie geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het BMA-advies. De door eiseres overgelegde brief van klinisch psycholoog Smit en psychiater Montagne van 9 maart 2023 ziet niet op dit tijdstip. Deze brief kan dan ook niet leiden tot een gegrond beroep en evenmin tot verdere aanhouding van het beroep. Met de e-mail van psychiater Metelman van 1 juli 2022 heeft eiseres onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de BMA-adviezen van 12 januari 2022 en 29 april 2022 naar voren gebracht. Niet duidelijk is waarop Metelman zijn stelling baseert dat de trauma’s van eiseres in Nigeria zijn ontstaan en bovendien valt een dergelijke stellingname niet binnen zijn deskundigheid als medicus. In de verschillende verblijfsrechtelijke procedures van eiseres is ook niet vastgesteld dat zij in Nigeria getraumatiseerd is geraakt. Eiseres kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat behandeling in Nigeria niet effectief kan zijn. Een situatie die vergelijkbaar is met de situatie die zich voordeed in de door eiseres aangehaalde uitspraak van het medisch tuchtcollege, waarbij het dossier aanleiding gaf tot gerede twijfel over de effectiviteit van de behandeling, doet zich niet voor. Het aanvullende BMA-advies van 6 december 2022 is hiermee in lijn en eiseres heeft geen aanknopingspunten voor twijfel aan dit aanvullende advies naar voren gebracht.
Horen in bezwaar
15. Op 6 juli 2022 heeft de Afdeling een richtinggevende uitspraak gedaan over het horen in bezwaar: ECLI:NL:RVS:2022:1918. In deze uitspraak is benadrukt dat het houden van een hoorzitting in de bezwaarfase het uitgangspunt is en dat het afzien van een hoorzitting alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is. Een uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. Het houden van een hoorzitting dient verschillende doelen, waaronder: het bieden van een mogelijkheid aan de vreemdeling om zijn visie op de zaak te geven en de mee te wegen belangen toe te lichten, het zoeken naar oplossingen voor gerezen problemen en het boven tafel krijgen van ontbrekende informatie, en het versterken van het vertrouwen van burgers in de overheid alsmede het creëren van draagvlak voor besluiten.
16. De situatie dat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar niet leidt tot een ander standpunt dan vervat in het primaire besluit doet zich in deze zaak niet voor. Verweerder heeft immers in het beroep zelf aanleiding gezien om de in bezwaar overgelegde e-mail van psychiater Metelman aan het BMA voor te leggen. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
17. Op grond van artikel 6:22 van de Awb kan de bestuursrechter een gebrek passeren als de belanghebbende daardoor niet is benadeeld. De rechtbank is van oordeel dat het alsnog houden van een hoorzitting in bezwaar in dit geval geen toegevoegde waarde heeft en zal daarom van deze bevoegdheid gebruik maken. Hiertoe is redengevend dat eiseres in de beroepsprocedure voldoende in de gelegenheid is geweest haar bezwaren kenbaar te maken en ook van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.
Conclusie
18. Het beroep is ongegrond.
19. In de constatering van het gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 1.674,- (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.