ECLI:NL:RBDHA:2023:845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
NL22.24150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot gezondheidszorg voor statushouders in Italië en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Syrische nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de Italiaanse autoriteiten hem al internationale bescherming hadden verleend. De eiser betwistte deze beslissing en voerde aan dat hij in Italië geen toegang had tot de gezondheidszorg, omdat hij geen geldige verblijfsvergunning en geen verblijfsadres had. Hij verwees naar rapporten en eerdere uitspraken van de rechtbank die de situatie in Italië aangaande de toegang tot gezondheidszorg en sociale voorzieningen beschrijven.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Italiaanse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. De rechtbank oordeelde dat de eiser als statushouder dezelfde rechten heeft als een Italiaanse burger en dat hij stappen moet ondernemen om zijn verblijfsvergunning te verlengen. De rechtbank verwierp ook de relevantie van de door de eiser aangehaalde documenten en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om het verzoek om een BMA-advies af te wijzen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24150

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. B.D. Lit),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

ProcesverloopBij besluit van 25 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Putten als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Driessen-Yousef. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Op 15 oktober 2021 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat de Italiaanse autoriteiten op 23 november 2017 eiser al internationale bescherming hadden verleend. [1] Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat, gelet op de jurisprudentie, van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij geen hulp kan krijgen van de Italiaanse autoriteiten, ook is niet gebleken dat hij daar heeft geklaagd bij de (hogere) autoriteiten.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt dat hij in Italië geen toegang heeft tot de gezondheidszorg omdat hij geen geldige verblijfsvergunning heeft en ook geen verblijfsadres in Italië. Eiser verwijst daarbij naar een aantal rapporten [2] en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 5 oktober 2022. [3] In Italië is sprake van onzekerheden over de toegang tot de gezondheidszorg, sociale voorzieningen en huisvesting. Eiser wijst ook op een bericht van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022, waarin is opgenomen dat Dublinoverdrachten niet worden geaccepteerd wegens een gebrek aan opvangmogelijkheden. Verweerder dient nader te onderzoeken of dit effect zal hebben op eiser. Eiser heeft medische klachten, welke hij met medische stukken heeft onderbouwd. Verweerder dient dan ook het verzoek om een BMA [4] -advies toe te wijzen. Hij beroept zich daarbij op het arrest van het Hof [5] van 22 november 2022. [6] Ook dient het arrest C.K. [7] analoog toegepast te worden op het onderhavige geval.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Ten aanzien van statushouders kan nog altijd worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Italië. [8] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daar niet in geslaagd. Eiser wijst erop dat zijn verblijfsvergunning in Italië inmiddels is verlopen. Uit het dossier volgt dat slechts het document ‘
residence permit’ van eiser is verlopen op 23 november 2022, maar dat maakt niet dat hij geen internationale bescherming meer heeft. Eiser heeft daarom als statushouder dezelfde rechten als een Italiaanse burger en van hem mag worden verwacht dat hij deze rechten effectueert. Zo mag van eiser worden verwacht dat hij stappen onderneemt om bovenbedoelde verblijfsvergunning te verlengen. Verder dient hij zich tot de (hogere) Italiaanse autoriteiten te wenden indien hij problemen ondervindt met de toegang tot de gezondheidszorg, sociale voorzieningen en huisvesting. Niet is gebleken dat de autoriteiten aldaar hem niet kunnen of willen helpen. De rapporten waar eiser naar verwijst betreffen de situatie voor ‘
asylum seekers’ in Italië en de uitspraak van de rechtbank betreft een Dublinclaimant, waardoor een beroep daarop reeds daarom niet kan slagen.
5. Voorts is de ‘
circular letter’ van het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken van 5 december 2022 niet relevant in het geval van eiser. Eiser verkeert als statushouder niet in eenzelfde situatie als een Dublinclaimant.
6. Verweerder heeft zich tot slot op het standpunt mogen stellen dat eisers verzoek om een BMA-advies wordt afgewezen. Verweerder heeft ter zitting terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling [9] van 3 mei 2019. [10] In het geval dat een asielaanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard, hoeft verweerder niet ambtshalve te toetsen aan artikel 64 van de Vw [11] of een beoordeling te maken als bedoeld in het arrest C.K. Het arrest van het Hof van 22 november 2022 waar eiser zich op beroept speelt daarom ook geen rol in de onderhavige procedure. Indien eiser wenst dat verweerder beoordeelt of het risico bestaat dat de overdracht of uitzetting aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheid zal hebben en welke voorzorgsmaatregelen nodig zijn om die gevolgen te voorkomen, staat het eiser vrij een afzonderlijke aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw in te dienen.
7. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA-rapport ‘Country Report: Italy 2021 Update’ van 20 mei 2022 en de rapporten van de Swiss Refugee Council (SFH/OSAR) van 21 januari 2020 en 17 februari 2022.
4.Bureau Medische Advisering.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie.
6.ECLI:EU:C:2022:913.
7.Het arrest van het Hof van 16 februari 2017, C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1788.
9.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.Vreemdelingenwet 2000.