ECLI:NL:RBDHA:2023:8447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL23.1776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering registratie in de Basisregistratie Personen van een Oekraïense vreemdeling op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente om eiser, een Oekraïense vreemdeling, te registreren in de Basisregistratie Personen (BRP). Eiser, die stelt dat hij onder de doelgroep van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente in het bestreden besluit een advies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft ingelast, waarin wordt uiteengezet waarom eiser geen verblijfsrecht heeft. De rechtbank oordeelt dat de mededeling in het besluit, waarin eiser wordt verzocht Nederland te verlaten, niet kan worden aangemerkt als een terugkeerbesluit van de staatssecretaris. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukt dat er voor eiser een adequate rechtsgang openstaat met betrekking tot het negatieve advies van de IND, en dat het onthouden van een positief advies niet kan worden aangemerkt als een feitelijke handeling waartegen bezwaar openstaat. De uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1776

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. T.E. van Houwelingen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 3 januari 2023 (bestreden besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente [plaats] (hierna: de gemeente) geweigerd eiser te registreren als ingezetene in de BRP [1] .
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening [2] , op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft wegens betalingsonmacht verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank wijst dat verzoek toe.
Inleiding
2.1
Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1980. Hij is op [datum] 2022 gehuwd met [naam 2] , die de Oekraïense nationaliteit heeft. Eiser verbleef in Oekraïne op grond van een werkvisum, en vervolgens op grond van een tijdelijke verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging. Vanaf een moment in de tweede helft van 2022 verblijven eiser en zijn echtgenote in Nederland. Eiser meent dat hij als gezinslid van een Oekraïense verblijfsrecht heeft op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [3] (hierna: de Richtlijn) en heeft daarom op 28 oktober 2022 een verzoek ingediend bij de gemeente om hem als ingezetene te registreren in de BRP.
2.2
In het bestreden besluit heeft de gemeente geweigerd eiser in te schrijven in de BRP. In het besluit is een advies opgenomen van de IND [4] waarin is uiteengezet waarom eiser geen verblijfsrecht heeft op grond van het Uitvoeringsbesluit [5] en de Richtlijn (hierna: het advies). Dit omdat volgens de IND niet is gebleken dat tussen eiser en mevrouw [naam 2] op 24 februari 2022 (het peilmoment) sprake was van een duurzame relatie waarbij zij samenwoonden. Het bestreden besluit vermeldt verder: “U moet Nederland verlaten. U kunt daarbij geholpen worden door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) of door International Organization for Migration (IOM). U kunt zelf contact opnemen met DT&V […]” (hierna: de mededeling).
Standpunten van eiser
3.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij de gemeente. Daarnaast heeft hij beroep ingesteld. Omdat in het bestreden besluit een advies van de IND is opgenomen, en omdat de mededeling volgens eiser als een terugkeerbesluit moet worden aangemerkt, meent eiser dat hiertegen rechtstreeks beroep kan worden ingesteld. Het besluit voldoet volgens eiser aan de definitie daarvan zoals opgenomen in artikel 3, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn [6] . Eiser wijst verder op paragraaf 1.4 van Aanbeveling 2017/2338 van de Europese Commissie [7] waaruit volgt dat een terugkeerbesluit een flexibele definitie heeft, zodat ook een besluit van de gemeente een terugkeerbesluit van verweerder kan bevatten. Het terugkeerbesluit moet volgens eiser vernietigd worden, nu het gebreken bevat en eiser niet is gehoord alvorens het is opgelegd.
3.2
Subsidiair heeft eiser ter zitting aangevoerd dat het advies een feitelijke handeling betreft van verweerder waartegen bezwaar openstaat. De rechtbank dient het beroepschrift daarom door te zenden aan verweerder als bezwaarschrift, aldus eiser.
3.3
Eiser heeft verder aangevoerd dat hij, als gezinslid van een Oekraïense, wel aan te merken is als tijdelijk beschermde onder de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit. Niet is vereist dat eiser en zijn echtgenote op het peilmoment samenwoonden, zoals verweerder meent. Verder heeft eiser onderbouwd dat hij al ruim voor 24 februari 2022 een duurzame relatie heeft met mevrouw [naam 2] en zij ook hebben samengewoond. Het bestreden besluit berust daarom op een motiveringsgebrek, aldus eiser.
Heeft verweerder een terugkeerbesluit genomen?
4. Terecht is niet in geschil tussen partijen dat het bestreden besluit op zich een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb [8] . De rechtbank is van oordeel dat het echter niet een dergelijk besluit is van verweerder. Weliswaar heeft de gemeente een advies van de IND ingelast in het bestreden besluit, maar dat maakt nog niet dat sprake is van een besluit genomen door verweerder. Het bestreden besluit is namelijk niet opgesteld en/of ondertekend door of namens verweerder: het is enkel getekend namens de gemeente. Het is ook niet bekendgemaakt door verweerder.
4.1
Ten aanzien van het standpunt van eiser dat de mededeling in het bestreden besluit een terugkeerbesluit van verweerder is, overweegt de rechtbank aanvullend het volgende. Eiser stelt zich uitdrukkelijk niet op het standpunt dat de mededeling een terugkeerbesluit is, genomen door de gemeente. Dit is al terecht omdat de gemeente niet is gemandateerd tot het nemen van terugkeerbesluiten als bedoeld in artikel 62a van de Vw [9] . Verweerder heeft verder gemotiveerd weersproken dat geen sprake is van een terugkeerbesluit. Zo heeft verweerder toegelicht dat er geen rechtsgevolgen zijn gelijk aan dat van een terugkeerbesluit en dat relevante elementen ontbreken (de vertrektermijn en het land waarnaar moet worden teruggekeerd).
Is er sprake van een feitelijke handeling waartegen bezwaar openstaat?
5. De rechtbank is van oordeel dat het onthouden van een positief advies niet is aan te merken als feitelijke handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw. Daartoe overweegt zij als volgt.
5.1
Voor een vreemdeling staat niet alleen bezwaar en beroep open tegen een besluit, maar ook tegen een feitelijke handeling, op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw. Daarvoor is vereist dat sprake is van een rechtens relevante handeling, en dat er geen andere bestuursrechtelijke rechtsgang is waarbinnen de handeling kan worden aangevochten. De wetgever heeft hiermee beoogd te voorkomen dat bepaalde feitelijke handelingen jegens een vreemdeling buiten het systeem van rechtsbescherming van de Awb vallen. [10]
5.2
In dit specifieke geval staat er een adequate rechtsgang open met betrekking tot het negatieve advies van verweerder, namelijk bezwaar tegen het besluit van de gemeente. Eiser heeft ook reeds bezwaar gemaakt tegen de afwijzing om hem in te schrijven in het BRP. In het kader van dat bezwaar kan de gemeente de grondslag van de afwijzing, het advies van de IND, toetsen. De rechtbank neemt aan dat geen sprake is van een deskundigenadvies dat niet in twijfel kan worden getrokken, nu de IND slechts heeft geadviseerd op basis van de wet en de over eiser bij de IND bekende informatie. De gemeente is daarom niet gebonden aan het advies van de IND. De gemeente kan de rechtmatigheid van dat advies onderzoeken en zich als nodig nader laten adviseren door de IND. Ook kan de gemeente de stukken die eiser in dit beroep heeft overgelegd, die zien op de aard en gestelde duurzaamheid van zijn relatie, en waarover de IND geen beschikking had bij het advies, bij de beoordeling van het bezwaar betrekken.
5.3
Verweerders gemachtigde heeft bovendien ter zitting gesteld dat er op korte termijn ten aanzien van eiser een besluit zal worden genomen inhoudende dat eiser niet onder de doelgroep van de Richtlijn valt, waartegen eiser dan in bezwaar kan gaan. Hoewel verweerders gemachtigde, ondanks vragen van de rechtbank, niet inzichtelijk kon maken op welke termijn dit besluit zal volgen, is de rechtbank van oordeel dat wanneer dat besluit er is, daarmee voor eiser ook een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat.
5.4
In Werkinstructie 2022/17 is opgenomen dat personen die (menen te) vallen onder de doelgroep van de Richtlijn zich dienen te wenden tot de gemeenten voor opvang en zich daar kunnen inschrijven in de BRP. Ook volgt uit diverse stukken (zoals de brief van de Minister aan de Tweede Kamer van 30 maart 2022) dat een vreemdeling uit Oekraïne die claimt onder de Richtlijn te vallen een specifieke, vereenvoudigde procedure moet volgen voor het verkrijgen van tijdelijke bescherming. Degene moet namelijk een aanvraag indienen door middel van inschrijving in de BRP en een daarop volgende ‘formalisering’ van die aanvraag bij de IND. Hieruit volgt echter niet dat sprake is van onvoldoende rechtsbescherming. Los van deze procedure is het voor eiser mogelijk om, zoals verweerder ook heeft gesteld, naar Ter Apel te gaan om daar een asielaanvraag in te dienen. Daarbij zal de vraag of eiser recht heeft op tijdelijke bescherming aan de orde moeten komen. De rechtbank verwijst in dit kader naar artikel 3.1a van het Vreemdelingenbesluit, waarmee de Richtlijn is geïmplementeerd. Op grond van die bepaling kunnen degene die menen recht te hebben op tijdelijke bescherming een asielaanvraag indienen. Dat een aanvraag in Ter Apel ertoe leidt dat eiser en zijn echtgenote worden gescheiden, maakt dit niet anders. Dit op zich is onvoldoende voor de conclusie dat er geen afdoende andere bestuursrechtelijke rechtsgang beschikbaar is.
5.5
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat voor eiser een adequate bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat. Het onthouden van een positief advies is daarom niet aan te merken als een feitelijke handeling in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw, waartegen krachtens artikel 7:1 van de Awb bezwaar openstaat.
Conclusie
6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank merkt de door eiser in beroep overgelegde stukken aan als aanvulling op zijn bezwaarschrift, en zal deze stukken op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden naar de gemeente.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Basisregistratie Personen.
2.NL22.1777.
3.Richtlijn 2001/55/EG.
4.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
5.Uitvoeringsbesluit 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
6.Richtlijn 2008/115.
7.Aanbeveling (EU) 2017/2338 van de Commissie van 16 november 2017 tot vaststelling van een gemeenschappelijk “terugkeerhandboek” voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de uitvoering van terugkeergerelateerde taken.
8.Algemene wet bestuursrecht.
9.Vreemdelingenwet 2000.