ECLI:NL:RBDHA:2023:8407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de maatregel in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was op 29 december 2022 opgelegd door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van deze maatregel beoordeeld naar aanleiding van een kennisgeving van verweerder op 31 mei 2023, waarin werd verzocht om een rechtmatigheidsbeoordeling. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de uitvoering van de uitzetting, aangezien hij al meer dan vijf maanden in bewaring verblijft zonder zicht op uitzetting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen onrechtmatigheden zijn geconstateerd in de voortduring van de bewaring. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen, waarbij werd opgemerkt dat verweerder regelmatig contact heeft gehad met de Marokkaanse autoriteiten en dat er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft ook benadrukt dat eiser recht heeft op kosteloze rechtsbijstand van een advocaat die zijn belangen behartigt, en dat de rechtbank en de Raad voor Rechtsbijstand geen partij zijn in de overeenkomst tussen eiser en zijn gemachtigde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 juni 2023, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15959

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Om uitvoering te geven aan het arrest van het Hof van Justitie van 8 november 2022 in de zaak C, B en X heeft verweerder op 31 mei 2023 de rechtbank van deze voortduring in kennis gesteld en de rechtbank verzocht om een rechtmatigheidsbeoordeling te verrichten. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep in die zin dat eiser geacht wordt een verzoek om schadevergoeding te hebben ingediend indien de voortduring van de maatregel onrechtmatig wordt bevonden.
Verweerder heeft op verzoek van de rechtbank op 31 mei 2023 een voortgangsrapportage overgelegd en hierbij tevens verslagen van twee vertrekgesprekken gevoegd.
De rechtbank heeft op 31 mei 2023 de gemachtigde die eiser in een eerdere procedure over deze maatregel heeft bijgestaan bericht wat de procedure is die gevolgd wordt met betrekking tot deze kennisgeving en de Raad voor Rechtsbijstand opgedragen deze gemachtigde toe te voegen aan eiser.
Op 1 juni 2023 heeft de rechtbank een bericht gericht aan deze gemachtigde in het dossier geplaatst met de volgende inhoud:
(…)
Gemachtigde?
Geachte heer […],
U heeft eiser in een eerdere bewaringsprocedure bijgestaan (NL23.26).
Verweerder heeft de rechtbank op 31 mei 2023 van de voortduring van de maatregel in
kennis gesteld en de rechtbank verzocht een rechtmatigheidsbeoordeling te verrichten.
De rechtbank verzoekt u om vrijdag 2 juni 2023 aan te geven of u bereid en in staat
bent om eiser bij te staan in de volgberoep-procedure die is ingeleid met deze
kennisgeving. Indien u aangeeft eiser te zullen bijstaan, stelt de rechtbank u in de
gelegenheid om te reageren op de M120 en beroepsgronden te formuleren. De
rechtbank stelt u hiertoe in de gelegenheid tot dinsdag 6 juni 2023, 10:00 uur.
(…)
Eiser heeft op 1 juni 2023 gereageerd op de voortgangsrapportage.
Verweerder heeft, op verzoek van de rechtbank, een aanvullende reactie gegeven op
2 juni 2023. Hierbij is het verslag van een vertrekgesprek op 1 juni 2023 gevoegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft op
5 juni 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
[geboortedatum] 2001.
2. De rechtbank merkt allereerst op dat aanvankelijk een last tot toevoeging was afgegeven zonder eerst deze gemachtigde te benaderen of hij bereid en in staat is eiser bij te staan. Ook indien in de rechtspraak sinds het arrest C, B en X bij een kennisgeving van de voortduring van de maatregel tot uitgangspunt wordt genomen dat met een maximale tussenpozen van 90 dagen een nieuwe rechtmatigheidsbeoordeling plaatsvindt en de gemachtigde die de vreemdeling bij een eerdere rechtmatigheidsbeoordeling heeft bijgestaan wordt benaderd, heeft te gelden dat het aan eiser en de betreffende gemachtigde is om overeen te komen of de gemachtigde eiser ook in deze procedure zal vertegenwoordigen. De rechtbank en de Raad voor Rechtsbijstand zijn geen partij bij die overeenkomst en kunnen deze dan ook niet tot stand brengen. De rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand opgedragen een toevoeging ten behoeve van eiser te verstrekken. Het bericht van de Raad voor Rechtsbijstand aan de advocaat dient er in wezen slechts toe om eiser en zijn gemachtigde met elkaar in contact te brengen om te bezien of ze overeenkomen dat de gemachtigde eiser zal vertegenwoordigen in de betreffende procedure. In deze procedure is de gemachtigde daarom alsnog verzocht om uitdrukkelijk aan te geven of het de wens van eiser en van hemzelf is om eiser in deze procedure bij te staan. De rechtbank verricht weliswaar ambtshalve een volwaardige rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de bewaring. Eiser heeft echter recht op kosteloze rechtsbijstand van een advocaat die enkel zijn belangen dient en onder meer adviseert over de in te nemen proceshouding en daarmee een wezenlijk andere taak en andere verantwoordelijkheid ten opzichte van eiser heeft dan de rechtbank. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats, van 15 mei 2023. [1]
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 24 maart 2023 (in de zaak NL23.7346) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 24 maart 2023, dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt zich in de gronden van beroep op het standpunt dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiser verblijft inmiddels ruim vijf maanden in bewaring. Het verzoek aan de Marokkaanse autoriteiten om een laissez-passer (lp) te verstrekken, dateert van 6 januari 2023. Volgens eiser is sinds die tijd enkel schriftelijk gerappelleerd en hebben min of meer vergelijkbare vertrekgesprekken plaatsgevonden. Nu eisers identiteit inmiddels vaststaat is het voor eiser onbegrijpelijk waarom zijn bewaring nog steeds moet voortduren. Daarnaast is eiser van mening dat verweerder geen enkele actie op individueel niveau heeft ondernomen, zoals bijvoorbeeld contact opnemen met de Marokkaanse ambassade in plaats van uitsluitend schriftelijk te rappelleren.
5. Verweerder heeft zich in zijn reactie op de gronden van beroep op het standpunt gesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig voortduurt. De stelling van eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, kan verweerder niet volgen. Verweerder heeft namelijk vertrekgesprekken gevoerd en rappelleert periodiek bij de Marokkaanse autoriteiten, wat heeft geresulteerd in een bericht van de Marokkaanse vertegenwoordiging van 9 mei 2023 waarin de identiteit van eiser wordt bevestigd. Daarnaast is op 8 juni 2023 een presentatie in persoon van eiser gepland aan de vertegenwoordiging van Marokko in Amsterdam. Verder is verweerder van mening dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Eiser is in een vertrekgesprek op 31 mei 2023 van onder meer de presentatie op de hoogte gesteld. Eiser heeft aangegeven niet naar de presentatie te zullen gaan. Eiser is verplicht om mee te werken aan zijn gedwongen vertrek, maar van medewerking is tot nog toe geenszins gebleken. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat de gronden waarop het opleggen van de maatregel is gebaseerd, nog steeds van toepassing zijn en er sprake is van een onverminderd risico op onttrekking. Niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van omstandigheden die de voortduring van de maatregel onevenredig bezwarend maken.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
7. Verweerder heeft in de M120, die is opgemaakt op 26 mei 2023, vermeld welke handelingen hij thans verricht om de uitzetting te kunnen realiseren en wat de stand van zaken van dat traject is. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder op 6 januari 2023 een aanvraag voor een lp heeft verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten. Vervolgens heeft verweerder op 12 januari 2023, 3 februari 2023, 24 februari 2023, 15 maart 2023,
6 april 2023, 26 april 2023 en 15 mei 2023 schriftelijk heeft geïnformeerd naar de status van deze lp-aanvraag. De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft gemotiveerd waarom enkel schriftelijk rappelleren onvoldoende zou zijn.
Daarnaast heeft verweerder vertrekgesprekken gevoerd met eiser op 4 januari 2023,
18 januari 2023, 17 februari 2023, 13 maart 2023, 7 april 2023, 1 mei 2023 en 1 juni 2023. Uit de voortgangsrapportage volgt ook dat de presentatie aan de vertegenwoordiging van de Marokkaanse autoriteiten staat gepland op 8 juni 2023 en dat de nationaliteit van eiser reeds bevestigd is. De rechtbank acht deze handelwijze, voor zover relevant in de te toetsen periode, voldoende voortvarend. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten hun verdere medewerking niet zullen verlenen en er zijn geen indicaties dat de Marokkaanse autoriteiten geen lp zullen verstrekken.
8. De rechtbank ziet in hetgeen eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk zicht is op uitzetting naar Marokko. Ten aanzien van Marokko heeft in het algemeen te gelden dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit in haar uitspraak van 2 mei 2023 [2] , onder verwijzing naar de uitspraak van 14 november 2022 [3] herhaald. De rechtbank concludeert dat in onderhavige procedure geen concrete feiten en omstandigheden zijn gebleken om te oordelen dat in het geval van eiser zicht op uitzetting (wel) ontbreekt. Eiser kan overigens de vertrekprocedure bespoedigen door zijn volledige medewerking hieraan te verlenen. Indien eiser volhardt in zijn proceshouding om niet mee te werken aan de presentatie zal dit zonder meer de duur van het vertrekproces verlengen. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt en rechtvaardigt evenmin het verzoek om de bewaring op te heffen.
9. Verweerder heeft in de te toetsen periode voortvarend aan de uitzetting van eiser gewerkt en zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt niet. De beroepsgronden slagen dus niet. De rechtbank overweegt dat uit de aanvullend verrichte ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling van de voortduring van de maatregel niet blijkt dat de maatregel op enig moment onrechtmatig is geweest. De rechtbank herhaalt hierbij dat eiser het traject kan bespoedigen door mee te werken aan de geplande presentatie op
8 juni 2023.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. van Wijlick, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 09 juni 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.