ECLI:NL:RBDHA:2023:836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf als familie- of gezinslid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door eiseres, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiseres had een aanvraag ingediend om verblijf bij haar (gestelde) vader, die in Nederland woont en een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet alle benodigde bewijsstukken had overgelegd. Eiseres stelde dat zij als minderjarig kind al drie jaar feitelijk in Nederland verblijft en dat haar vader arbeidsongeschikt is, maar de rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank concludeerde dat eiseres had kunnen weten welke bewijsstukken zij moest overleggen en dat verweerder de aanvraag op die grond had kunnen afwijzen. De rechtbank oordeelde ook dat de belangenafweging van verweerder, waarbij het algemeen belang van de Nederlandse overheid zwaarder woog dan het persoonlijke belang van eiseres, niet onterecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.