ECLI:NL:RBDHA:2023:8343
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag na inwilliging door de staatssecretaris
In deze zaak heeft eiser op 13 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 21 juli 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 18 april 2023 alsnog op de asielaanvraag beslist en eiser een asielvergunning verleend. De rechtbank heeft eiser gevraagd of deze inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiser heeft, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag zou eindigen op 21 januari 2023, maar de staatssecretaris heeft deze termijn verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22. Hierdoor eindigt de beslistermijn pas op 21 oktober 2023. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging rechtsgeldig is, en concludeert dat de ingebrekestelling van 25 januari 2023 te vroeg is ingediend.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.