ECLI:NL:RBDHA:2023:8343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.4490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag na inwilliging door de staatssecretaris

In deze zaak heeft eiser op 13 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 21 juli 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 18 april 2023 alsnog op de asielaanvraag beslist en eiser een asielvergunning verleend. De rechtbank heeft eiser gevraagd of deze inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken, maar eiser heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiser heeft, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer.

Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag zou eindigen op 21 januari 2023, maar de staatssecretaris heeft deze termijn verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22. Hierdoor eindigt de beslistermijn pas op 21 oktober 2023. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging rechtsgeldig is, en concludeert dat de ingebrekestelling van 25 januari 2023 te vroeg is ingediend.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4490

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: P. Lu).

Procesverloop

Eiser heeft op 13 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 21 juli 2022.
Bij besluit van 18 april 2023 heeft verweerder alsnog op de asielaanvraag van eiser beslist en hem een asielvergunning verleend.
De rechtbank heeft aan eiser gevraagd of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eiser heeft op 21 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 21 januari 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 21 oktober 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 25 januari 2023 te vroeg is ingediend.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.