ECLI:NL:RBDHA:2023:803
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering en terugvordering op basis van hoofdverblijf en inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de intrekking van haar bijstandsuitkering ingevolge de Participatiewet. Eiseres ontving sinds 1 januari 2012 een uitkering, maar na een melding dat zij mogelijk haar woning zou onderverhuren, is er een onderzoek gestart. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat eiseres niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, wat resulteerde in de intrekking van haar uitkering en een terugvordering van te veel ontvangen bijstand. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van verweerder dat eiseres in de te beoordelen periode haar hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had. De rechtbank oordeelde dat de bevindingen van het huisbezoek en de verklaringen van buren niet voldoende concreet waren om aan te nemen dat eiseres niet op het uitkeringsadres woonde. Bovendien was het waterverbruik niet extreem laag, wat volgens de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een aanwijzing kan zijn voor het ontbreken van hoofdverblijf.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.