ECLI:NL:RBDHA:2023:7964
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit inzake asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 8 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 9 november 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 12 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, waarop eiser heeft gereageerd. Op 8 mei 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd, maar eiser heeft niet gereageerd op dit besluit.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar de rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van indienen.
Daarnaast heeft verweerder op 8 mei 2023 alsnog op de aanvraag van eiser beslist. Volgens vaste rechtspraak heeft eiser hierdoor geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat de beslistermijn op de datum van het instellen van het beroep nog niet was verstreken, wordt verweerder niet in de proceskosten van eiser veroordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroep geen betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, aangezien eiser geen gronden tegen dit besluit heeft aangevoerd.