ECLI:NL:RBDHA:2023:7964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL22.25440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit inzake asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 8 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 9 november 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 12 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, waarop eiser heeft gereageerd. Op 8 mei 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd, maar eiser heeft niet gereageerd op dit besluit.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar de rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend, omdat de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van indienen.

Daarnaast heeft verweerder op 8 mei 2023 alsnog op de aanvraag van eiser beslist. Volgens vaste rechtspraak heeft eiser hierdoor geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat de beslistermijn op de datum van het instellen van het beroep nog niet was verstreken, wordt verweerder niet in de proceskosten van eiser veroordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroep geen betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, aangezien eiser geen gronden tegen dit besluit heeft aangevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25440

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 8 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij faxbericht met dagtekening 9 november 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 12 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op het verweerschrift gereageerd.
Bij besluit van 8 mei 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft niet gereageerd op het besluit van verweerder.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Deze termijn kan op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Bij besluit van 21 september 2022 met nummer WBV 2022/22, heeft verweerder de beslistermijn voor asielaanvragen met negen maanden verlengd voor alle aanvragen waarbij die termijn op 27 september 2022 nog niet was verstreken.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser op 8 mei 2022 een asielaanvraag heeft ingediend. Dit betekent dat de initiële beslistermijn van zes maanden op 8 november 2022 verstreek.
6. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van haar meervoudige kamer van 26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling met dagtekening 9 november 2022 en ontvangen door verweerder op 23 november 2022, althans vóór het verstrijken van de verlengde beslistermijn, prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
7. Daarbij komt dat verweerder bij het besluit van 8 mei 2023 alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist. Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State van 4 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3348) heeft eiser hierom geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
8. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat de beslistermijn op de datum van het instellen van het beroep nog niet was verstreken, bestaat er geen aanleiding verweerder in de proceskosten van eiser te veroordelen.
9. Tenzij geheel aan het beroep tegemoetgekomen wordt, heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit (artikel 6:20, derde lid, van de Awb). Omdat verweerder bij het besluit inwilligend op de aanvraag van eiser heeft beslist en eiser geen gronden tegen dit besluit heeft aangevoerd, gaat de rechtbank ervan uit dat geheel aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen. Dit betekent dat het beroep geen betrekking heeft op het alsnog genomen besluit.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.