ECLI:NL:RBDHA:2023:7836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 144
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ziekengeld op basis van de Ziektewet na beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Eiser had zich ziek gemeld na een eerdere uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) en ontving vanaf 27 mei 2020 een ZW-uitkering. Het Uwv weigerde echter ziekengeld per 25 maart 2021, omdat eiser op dat moment medisch geschikt werd geacht voor bepaalde functies. Eiser voerde aan dat zijn medische situatie was verslechterd en dat de functies die hem waren toegewezen ongeschikt waren vanwege pijnklachten in zijn linkerhand, nek en rug.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b geen toegenomen medische beperkingen heeft geconstateerd ten opzichte van de eerdere beoordeling. De rechtbank oordeelde dat de klachten van eiser, hoewel ze zijn toegenomen, niet leidden tot een wijziging in zijn medische geschiktheid voor de eerder geselecteerde functies. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat er onvoldoende tijd was genomen om naar zijn klachten te luisteren, verworpen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht het ziekengeld heeft geweigerd, omdat er geen objectieve onderbouwing was voor een toename van beperkingen op de datum in geding, 8 juli 2021.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in het kader van de Ziektewet en bevestigt dat een subjectieve ervaring van pijn niet automatisch leidt tot een wijziging in de medische beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/144

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

(gemachtigde: mr. J.M. Eerkes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: B.M. de Wolff).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv besloten eiser ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW) te weigeren.
Bij besluit van 29 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eerste ziekmelding
Op 4 september 2018 heeft eiser een uitkering aangevraagd op grond van de Werkloosheidswet (WW), die hem vanaf 16 november 2018 is toegekend (de WW-uitkering). Per 26 februari 2020 heeft eiser zich vanuit de WW ziekgemeld en vanaf 27 mei 2020 is hem een uitkering op grond van de ZW toegekend (ZW-uitkering). Hierop is de WW-uitkering van eiser met ingang van 27 mei 2020 stopgezet.
1.2.
Tweede ziekmelding
Omdat in het kader van de eerstejaars ZW-Beoordeling (EZWb) is vastgesteld dat eiser op 24 februari 2021 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, heeft het Uwv bepaald dat eiser geen ZW-uitkering meer krijgt vanaf 25 maart 2021. Vanaf 25 maart 2021 heeft het Uwv de WW-uitkering van eiser, op diens aanvraag, voortgezet met 13 september 2021 als einddatum van de WW-uitkering. Op 8 juli 2021 heeft eiser zich vanuit de WW opnieuw ziekgemeld.
Besluitvorming
1.3.
Primaire fase
De ziekmelding van eiser op 8 juli 2021 heeft geleid tot een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 2 september 2021 dat vermeldt:
“Op basis van dossiergegevens en eigen bevindingen bij het spreekuur wordt het volgende geconcludeerd: De huidige klachten aan de linker hand zijn plausibel en passend bij de situatie. Deze zijn dezelfde gebleven. Er wordt niet gewacht op de afspraak in het ziekenhuis gezien het feit dat er geen bekende datum is voor een mogelijke operatie. De verwachting is dat de belastbaarheid van de linker hand na de operatie dezelfde blijft of juist toeneemt. Daarom ben ik van mening dat de ziekmelding per 8 juli niet plausibel is. Klant is derhalve niet arbeidsongeschikt te achten per datum ziek melding 8 juli 2021.”Eiser wordt op grond hiervan op 8 juli 2021 nog steeds geschikt geacht voor ten minste drie van de eerder in het kader van de EZWb geselecteerde functies. Het Uwv heeft vervolgens, onder verwijzing naar deze rapportage, het primaire besluit genomen.
1.4.
Bezwaarfase
In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat hij op 15 september 2021 is geholpen door de specialist neurologie van het HagaZiekenhuis, dat hij daar een injectie heeft gekregen en over zes weken moet terugkomen voor een operatie als dat niet helpt. Met toestemming van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) medische informatie opgevraagd bij het HagaZiekenhuis. Volgens de verzekeringsarts b&b is er geen wijziging in beperkingen ten opzichte van de EZWb. De verzekeringsarts b&b concludeert:
“Belanghebbende is per 8-7-21 op medische gronden geschikt te achten voor geduide functies, conciërge, huismeester, huisbewaarder, productiemedewerker industrie (samenstellen producten), administratief medewerker (document scanner).”De verzekeringsarts b&b heeft daarom geen aanleiding gezien af te wijken van het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts. Onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts b&b heeft het Uwv het primaire besluit in bezwaar gehandhaafd.
Standpunten
2.
Eiser
In beroep voert eiser samengevat aan dat hij van mening is dat de in het kader van de EZWb geselecteerde functies ongeschikt zijn, omdat hij zijn linkerhand niet goed gebruiken kan en omdat hij niet de hele dag kan lopen door pijn in zijn nek en rug. Er komen nog onderzoeken om uit te zoeken waar de pijn vandaan komt, waarschijnlijk uit de nek. Verder stelt eiser dat er onvoldoende tijd is genomen om naar zijn klachten te luisteren en dat het medisch onderzoek onvolledig is geweest. Tot slot stelt hij dat hij zijn medisch dossier aan de verzekeringsarts b&b heeft opgestuurd, maar daar tot op heden geen reactie op heeft gehad. In beroep heeft eiser nog brieven overgelegd van de afdelingen neurologie, neurochirurgie en pijngeneeskunde van het HagaZiekenhuis. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij in het verleden vier maal geopereerd is in verband met het carpaal tunnelsyndroom. Zijn klachten zijn sinds de EZWb alleen maar toegenomen. Uit de laatste MRI bleek een probleem in de nek met uitstraling naar de arm. Een paar maanden geleden is hij onderzocht voor een rugoperatie, maar die operatie ging niet door omdat er hartklachten zijn ontdekt. Tot heeft eiser ter zitting aan de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen.
3.
Uwv
Volgens het Uwv zijn de beroepsgronden gelijk aan de bezwaargronden. Op 21 december 2021 heeft het Uwv medische informatie ontvangen van eisers huisarts. Dat is na het bestreden besluit en uit deze informatie blijkt niet van nieuwe medische feiten of omstandigheden; de operatie-indicatie was al bekend bij de verzekeringsarts b&b en is bij de heroverweging betrokken. Het Uwv volgt eiser niet in zijn stelling dat het medisch onderzoek onvolledig is geweest. In dit verband wijst het Uwv erop dat eiser door de primaire arts lichamelijk is onderzocht, in bezwaar is gezien door de verzekeringsarts b&b en dat medische informatie over eiser is opgevraagd bij diens specialist in het HagaZiekenhuis. Die informatie is kenbaar bij de heroverweging betrokken. De door eiser in beroep overgelegde medische informatie is beoordeeld door de verzekeringsarts b&b, die daarin geen aanleiding zag om zijn eerdere beoordeling te wijzigen. Ook de pijnklachten van eiser zijn bij de heroverweging betrokken.
Beoordeling
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld.
Bij uitspraak van 23 december 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:2658) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) het toetsingskader bij de toepassing van artikel 19 van de ZW gewijzigd. Die wijziging geldt voor alle zaken waarin sprake is van een EZWb, een verzekerde niet in enig werk heeft hervat en zich daarna opnieuw heeft ziek gemeld. Stelt de verzekeringsarts naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding vast dat de medische beperkingen van een betrokkene sinds de eerdere WIA-beoordeling niet zijn toegenomen, dan is daarmee gegeven dat de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de datum in geding voor betrokkene geschikt zijn. Deze vaststelling is dan voldoende om een weigering van ziekengeld op grond van artikel 19 van de ZW te kunnen dragen.
4.2.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in bezwaar is gebaseerd op anamnese, het gestelde in het bezwaarschrift, de informatie verkregen ter hoorzitting van 2 november 2021, alsmede op medische informatie afkomstig van de polikliniek neurologie van het HagaZiekenhuis in Den Haag. Eiser is in bezwaar door de verzekeringsarts b&b gezien. Hoewel hij is uitgenodigd voor een hoorzitting in bezwaar, was daarbij geen gemachtigde aanwezig terwijl de verzekeringsarts b&b met eiser alleen over medische zaken heeft gesproken en hem heeft onderzocht. Feitelijk heeft hiermee een volwaardig verzekeringsgeneeskundig onderzoek in de beslotenheid van een spreekkamer plaatsgevonden. [1] Het onderzoek heeft daarmee op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De rechtbank is verder niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts b&b heeft in dit verband inzichtelijk gemotiveerd dat eiser op de datum in geding (8 juli 2021) geen toegenomen medische beperkingen heeft en dus doorlopend geschikt is voor de geduide functies. Eiser heeft niet met medische gegevens aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van zijn gezondheidstoestand op 8 juli 2021. De rechtbank heeft ook overigens geen aanknopingspunten gevonden waaruit dit blijkt.
4.3.
Eiser heeft in beroep verschillende medische stukken overgelegd. Op basis van die medische stukken kan echter niet worden vastgesteld dat er bij eiser op de datum in geding sprake was van toegenomen beperkingen. Dat eiser meer pijn ervaart, betekent niet dat ook zijn beperkingen zijn toegenomen. De verzekeringsarts b&b heeft geconstateerd dat in de periode tussen de EZWb en de datum in geding niets is veranderd in de situatie van eiser ten aanzien van de handklachten. Die zijn dezelfde gebleven sinds de eerste ziekmelding. De huidige klachten aan de linkerhand zijn volgens de verzekeringsarts b&b plausibel en passend bij de situatie. Een objectieve onderbouwing voor een toename in beperkingen heeft eiser niet gegeven. Ook uit de MRI-scans blijkt dat niet. De neuroloog heeft aangegeven dat het beeld op de MRI van 14 januari 2022 in essentie ongewijzigd is ten opzichte van de MRI van november 2020. Ook in 2020 werd door eiser al aangegeven dat er sprake was van uitstralende pijn vanuit de nek. De handklachten kunnen volgens de neurochirurg ook nog passen bij het carpaal tunnelsyndroom; ondanks eerdere operaties kunnen de klachten persisteren. De oorzaak van de pijn (hand, nek, rug) is voor de beperkingen niet relevant. De informatie van de neurochirurg van 24 maart 2022 en van de huisarts van 7 maart 2023 is van ruim na de datum in geding en geeft geen onderbouwing voor een toename van beperkingen op de datum in geding. Een eventuele toename van beperkingen na de datum in geding kan in deze procedure geen rol spelen. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser is aangevoerd, geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
4.4.
Nu geen sprake is van toegenomen medische beperkingen op 8 juli 2021, heeft het Uwv eiser op de datum in geding terecht ziekengeld op grond van artikel 19 van de ZW geweigerd.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 19 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1991.