In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit houder. De maatregel was gebaseerd op het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn uitzetting zou bemoeilijken. Eiser had eerder een visum en was eerder als ongewenst vreemdeling verklaard, wat de zware gronden voor de maatregel versterkte. Eiser betwistte de zware grond dat hij zich aan het toezicht had onttrokken, maar de rechtbank oordeelde dat deze grond feitelijk juist was. Eiser stelde dat hij inmiddels afgekickt was van zijn drugsverslaving en dat er een lichter middel, zoals een meldplicht, toegepast kon worden. De rechtbank oordeelde echter dat het risico op onttrekking aan het toezicht te groot was en dat er geen aanleiding was om de maatregel van bewaring te herzien. Eiser had sinds 2016 geen rechtmatig verblijf meer in Nederland en had niet voldaan aan zijn vertrekplicht. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting was, ondanks het feit dat eiser eerder niet was uitgezet. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld.