ECLI:NL:RBDHA:2023:7653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
09-085150-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanrijding van voetganger onder invloed van cannabis

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 5 november 2021 een voetgangster aanreed op de Melis Stokelaan in Den Haag. De voetgangster liep zwaar lichamelijk letsel op en overleed later in het ziekenhuis aan haar verwondingen. De verdachte had een THC-concentratie in zijn bloed die de toegestane grenswaarde overschreed, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze concentratie invloed had op zijn rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende aandacht had voor de verkeerssituatie en geen voorrang had verleend aan de voetganger op de oversteekplaats. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet en 30 uren voor artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet. Daarnaast werd hem een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden opgelegd. De rechtbank kende ook een schadevergoeding van € 15.000,- toe aan de zoon van het overleden slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/085150-22
Datum uitspraak: 26 mei 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te Den Haag,
BRP-adres: [adres] te Den Haag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk-Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P. Spoelstra naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 november 2021 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Melis Stokelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed was van cannabis en/of (vervolgens)
- hij heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of (vervolgens)
- hij heeft geen voorrang verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende voetganger, ten gevolge waarvan hij tegen die voetganger is gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten: een schedelfractuur en/of een gebroken jukbeen en/of ribfracturen en/of een gebroken scheenbeen en/of een gebroken kuitbeen, waaraan zij, al dan niet daardoor ten gevolge waarvan zij op 4 december 2021 overleden is, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2021 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Melis Stokelaan, als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed was van cannabis en/of (vervolgens)
- hij heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse gehad en/of (vervolgens)
- hij heeft geen voorrang verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende
voetganger, ten gevolge waarvan hij tegen die voetganger is gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen ten gevolge waarvan zij op 4 december 2021 overleden is door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 5 november 2021 te ’s-Gravenhage een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van meer in artikel 2, bij het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als groep, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen 4.0 microgram tetrahydrocannabional THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen of groep van stoffen vermelde grenswaarde;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak voor feit 1 primair en subsidiair bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Vrijspraak
Beoordeling
Vaststaat dat op 5 november 2021 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Melis Stokelaan, gelegen binnen de bebouwde kom van Den Haag, ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats nabij het kruispunt met de Leyweg. Hierbij heeft de verdachte als bestuurder van de personenauto het [slachtoffer] aangereden. Als gevolg van de aanrijding heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij is op 4 december 2021 als gevolg van complicaties na het opgelopen letsel overleden.
Juridisch kader artikel 6 WVW
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Voor een bewezenverklaring is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid kan niet worden aangegeven of een enkele verkeersfout voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van dit wetsartikel.
Van schuld in de zin van dit wetsartikel is pas sprake in geval van (ten minste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren in de zin van artikel 6 WVW. Zo heeft de Hoge Raad overwogen dat uit de enkele omstandigheid dat een verdachte een verkeersdeelnemer aan wie hij voorrang had moeten verlenen niet heeft gezien - hoewel deze voor hem wel waarneembaar moet zijn geweest en de verdachte zijn rijgedrag daarom moet hebben kunnen afstemmen - niet kan volgen dat hij zich “aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen” als bedoeld in artikel 6 WVW.
Daarnaast is het zo dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van een dergelijke mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
THC in het bloed
In Nederland mag het bloed van een bestuurder maximaal 3,0 microgram tetrahydrocannabinol (hierna: THC) per liter bevatten. De grenswaarden zijn bepaald op basis van effecten bij een gemiddelde, niet-gewende persoon. Onder een niet-gewende persoon wordt verstaan: een incidentele gebruiker of een persoon die weliswaar door meermalen gebruik gedurende maanden of jaren vertrouwd is met de werking van de drug, maar niet door regelmatig gebruik (van wekelijks tot dagelijks) gewenning voor het effect heeft ontwikkeld. [1] Indien iemand een hogere hoeveelheid THC in het bloed heeft, maakt deze persoon zich schuldig aan een overtreding van artikel 8 lid 5 van de WVW.
Hoewel algemeen bekend is dat recent cannabisgebruik nadelige gevolgen heeft voor de rijvaardigheid, geeft de vastgestelde THC-waarde geen directe informatie over de daadwerkelijke mate van verminderde rijvaardigheid. Een rapport van het NFI van 23 maart 2016 bevestigt dat recent cannabisgebruik de rijvaardigheid van gewende gebruikers negatief kan beïnvloeden, zij het in mindere mate dan bij niet-gewende gebruikers. Het is niet mogelijk om een bloedconcentratie aan te geven waarboven de rijvaardigheid van gewende gebruikers nadelig wordt beïnvloed. [2] Voorts is, anders dan bij alcohol, bij drugs niet vast te stellen in welke mate het gevaar voor de verkeersveiligheid precies toeneemt afhankelijk van de hoeveelheid van de stof in het lichaam. [3]
In het bloed van de verdachte is een waarde van 4,0 microgram THC per liter aangetroffen, waarmee de toegestane grenswaarde met een derde is overschreden. Tijdens het afnemen van de speekseltest zijn er, zoals blijkt uit het proces-verbaal rijden onder invloed, door verbalisanten geen uiterlijke kenmerken waargenomen die erop konden duiden dat er sprake was van het gebruik van een stof die de rijvaardigheid zou kunnen beïnvloeden. De verdachte heeft verklaard regelmatig te blowen. Dat doet hij in de avonden en dan gebruikt hij ongeveer één à twee gram cannabis. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij de avond voorafgaand aan de dag van de aanrijding meerdere joints heeft gerookt. De rechtbank overweegt dat het niet onwaarschijnlijk is dat de verdachte daardoor de volgende dag een hogere concentratie THC in zijn bloed had dan de toegestane grenswaarde. [4]
De rechtbank kan gelet op de mate van overschrijding van de toegestane grenswaarde niet zonder meer vaststellen dat, en zo ja, in hoeverre de aangetroffen concentratie THC invloed heeft gehad op het rijgedrag van de verdachte. Ook overigens blijkt niet uit de inhoud van het dossier dat sprake is geweest van rijgedrag dat duidt op rijden onder invloed van drugs. Dit brengt mee dat de rechtbank niet zonder twijfel kan vaststellen dat de verdachte ten gevolge van de aangetroffen concentratie THC niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Daarom kan niet bewezen worden verklaard dat de verdachte het ongeval mede onder invloed van cannabis heeft veroorzaakt.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat – anders dan de officier van justitie heeft gesteld – niet kan worden vastgesteld dat de verdachte onder de invloed van cannabis is geweest dan wel dat dit van invloed is geweest op het ontstaan van de aanrijding.
Wat de rechtbank wel kan vaststellen, gezien de hierna opgenomen bewijsmiddelen, is dat de verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor de verkeerssituatie door een overstekende voetganger op een zebrapad geen voorrang te verlenen. De rechtbank is van oordeel dat deze handeling als een verkeersfout kan worden aangemerkt, die verschrikkelijke gevolgen heeft gehad, namelijk de dood van [slachtoffer] Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank echter niet vaststellen dat sprake is geweest van meer dan een enkel moment van onoplettendheid. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust was van de voetgangersoversteekplaats en goed bekend is ter plaatse. Hij heeft naar eigen zeggen goed op een groep jongens gelet. Eén van deze jongens had een elektrische step en de verdachte heeft zich ervan vergewist dat die jongens niet onverhoeds het zebrapad zouden oversteken. Hierdoor heeft de verdachte onvoldoende oog gehad voor het slachtoffer die op dat moment, bezien vanuit de positie van de verdachte van rechts komend, het zebrapad overstak en hij heeft daardoor het slachtoffer te laat opgemerkt. Omdat sprake is van een enkele verkeersovertreding en een beperkte, tijdelijke onoplettendheid van de verdachte, is deze gedraging van de verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als (ten minste) aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam handelen. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte wordt daarom van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. [5]
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
1) Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 5 november 2021, voor zover inhoudende (p. 23 t/m 24):
Ik kwam vanuit de Leggelostraat in Den Haag, via de Melisstokelaan en reed
richting de Leyweg in Den Haag. Ik kwam aanrijden bij het zebrapad. Ik keek rechts, maar zag niks. Toen reed ik ter hoogte van het zebrapad en zag ik dat
van rechts een vrouw aan kwam. Ik deed een ontwijkmanoeuvre naar links en rechts, maar voelde dat ik haar raakte.
2) Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige] , opgemaakt op
5 november 2021, voor zover inhoudende (p. 30 t/m 31):
Op vrijdag 5 november 2021 stond ik bij de tramhalte aan de Leyweg te Den Haag. . Vervolgens zag ik een persoon over het winkelplein, naar de Melis Stokelaan lopen. Ik zag dat de vrouw in de richting van de voetgangersoversteekplaats liep. Vervolgens hoorde ik kort daarop een klap. Ik zag dat de persoon werd aangereden door de auto.
3) Het geschrift, te weten ‘een schouwverslag van [slachtoffer] met kenmerk [nummer] ’, opgemaakt door [Forensisch arts] , GGD Haaglanden, op 4 december 2021, voor zover inhoudende (p. 1 t/m 2):
Overlijdensdatum: 4 december 2021
Evaluatie: Een 53-jarige mevrouw is na een HET (hoog energetisch trauma), waarbij ze als voetganger is aangereden op een zebrapad en circa 20 meter verder op het wegdek is neergekomen, ten gevolge van de opgelopen complicaties een maand na het ongeval toch komen te overlijden. Mevrouw had diverse fracturen aan schedel, jukbeen, sleutelbeen, ribben en onderbenen links en rechts.
Conclusie: niet-natuurlijk overlijden ten gevolge van de complicaties na HET.
Ten aanzien van feit 2
1) Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 5 november 2021, voor zover inhoudende (p. 23 t/m 24):
V: Van wie was de auto waar u vanavond
[de rechtbank begrijpt: op 5 november 2021]in reed?
A: Dat is mijn auto.
V: Vanuit welke richting kwam u vanavond gereden?
A: Ik kwam vanuit de Leggelostraat in Den Haag, via de Melisstokelaan en reed
richting de Leyweg in Den Haag.
V: Wanneer heeft u voor het laatste alcohol, drugs of medicijnen gebruikt?
A: Gisterenavond.
V: Wat en hoeveel?
A: Wiet, ongeveer 2 tot 3 joints.
2) Het geschrift, te weten ‘Uitslag bloedonderzoek van [naam] ’, opgemaakt door [naam] , Forensisch Toxicoloog NRGD, op 25 november 2021 te Mönchengladbach, voor zover inhoudende (p. 17):
Aangewezen stof: cannabis
Meetbare stof: THC
Grenswaarde bij enkelvoudig gebruik: 3,0 microgram per liter
Eindresultaat in bloed: 4,0 microgram per liter
3.5.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte zijn snelheid heeft aangepast en voorzichtig het zebrapad is genaderd. Hij heeft voldoende oog gehad voor de personen die voor hem zichtbaar waren en heeft er op gelet dat zij het zebrapad veilig konden oversteken. Doordat het zicht op het slachtoffer tijdelijk werd belemmerd heeft de verdachte haar niet zien oversteken. Voorts heeft de raadsman bepleit dat het slachtoffer op het moment van de aanrijding net naast het zebrapad liep. Op basis hiervan stelt de verdediging dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, omdat hij met zijn gedraging geen gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
In tegenstelling tot het betoog van de raadsman, stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer op het zebrapad is aangereden. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de onderzoekers aan het einde van het zebrapad veeg- en krassporen hebben aangetroffen, die schuin naar rechts afbogen tot aan de positie waar het slachtoffer op het wegdek heeft gelegen. Deze sporen zijn gemarkeerd met gele wegenverf, zoals te zien is in de fotobijlagen van de verkeersongevallenanalyse. Gelet op de spooraftekening op het wegdek, de schade aan de rechtervoorzijde op de personenauto en de eindpositie van het slachtoffer hebben de onderzoekers de indruk dat de voetganger
opde voetgangersoversteekplaats is aangereden. Bovendien overweegt de rechtbank dat er begroeiing is in de middenberm, zoals blijkt uit foto’s in het dossier. Het bestraatte gedeelte in de middenberm heeft dezelfde breedte als het zebrapad, wat logischerwijs suggereert dat het slachtoffer op het zebrapad heeft gelopen.
De rechtbank overweegt dat het mogelijk is dat het zicht op het slachtoffer tijdelijk werd belemmerd door het reclamebord. Dit brengt niet met zich dat de verdachte geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Bij een zebrapad is het essentieel om voorzichtig te rijden en veel aandacht te hebben voor de situatie ter plaatse. De verdachte had bedacht moeten zijn op het feit dat er ook voetgangers van achter het reclamebord vandaan konden komen. Te meer nu hij bekend was met de situatie ter plaatse. Bovendien kan uit de foto’s in het dossier worden afgeleid dat er nog enkele meters tussen het reclamebord en het begin van het zebrapad zijn en onder het reclamebord een opening zit. De verdachte heeft onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats, mogelijk doordat hij naar eigen zeggen gefocust was op het groepje jongeren aan de linkerkant van het zebrapad. Door dit gedrag heeft de verdachte gevaar op de weg veroorzaakt, wat uiteindelijk is geresulteerd in een aanrijding. Als gevolg hiervan is het slachtoffer ten val gekomen en heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit het schouwverslag is gebleken dat het slachtoffer uiteindelijk op 4 december 2021 als gevolg van complicaties van haar verwoningen is overleden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Feit 1 subsidiair:
hij op 5 november 2021 te 's-Gravenhage als bestuurder van een auto, daarmee rijdende op de weg, de Melis Stokelaan, als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft niet voldoende aandacht voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse gehad en vervolgens
- geen voorrang verleend aan een op een voetgangersoversteekplaats overstekende
voetganger, ten gevolge waarvan hij tegen die voetganger is gebotst, waardoor een ander
,genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen ten gevolge waarvan zij op 4 december 2021 overleden is door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Feit 2:
hij op 5 november 2021 te ’s-Gravenhage een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van
eenin artikel 2, bij het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stoffen 4,0 microgram tetrahydrocannabional THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan het totale gehalte van de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte alleen veroordeeld kan worden voor feit 2. De raadsman verzoekt om voor dat feit een taakstraf voor de duur van veertig uren op te leggen. Mocht de rechtbank tot een veroordeling van feit 1 primair en feit 2 komen, dan heeft de raadsman subsidiair bepleit om aan de verdachte een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige verkeersovertreding, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Het slachtoffer, is als gevolg van het ongeval op 53-jarige leeftijd overleden. Ter terechtzitting is de zoon van het slachtoffer, [naam] verschenen. Zijn advocaat heeft namens hem een slachtofferverklaring voorgelezen. [naam] benadrukt dat zijn moeder nog in de bloei van haar leven was. Zij had drie kleinkinderen en hij had als zoon nauw contact met zijn moeder. [naam] verklaart verder dat hij door het verdriet van het gemis van zijn moeder niet meer in staat is om te werken. Hij omschrijft de periode na het ongeval als uiterst traumatisch. Aangezien zijn moeder na het ongeval in coma lag en niet meer bij bewustzijn kwam tot aan haar overlijden, heeft hij nooit afscheid van haar kunnen nemen. Hij heeft moeite met slapen omdat hij ’s nachts het beeld van zijn moeder in het ziekenhuis voor zich ziet.
Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven terdege te beseffen wat hij door de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt aan leed bij de nabestaanden. Hij vindt het heel erg wat is gebeurd. Het heeft hem, ook tijdens de terechtzitting zichtbaar, zeer aangegrepen en hij voelt zich verantwoordelijk voor de grote gevolgen van de aanrijding. Verdachte zal moeten leven met het besef dat hij iemand heeft doodgereden. Het staat buiten kijf dat hij dat nooit gewild heeft.
De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele straf in verhouding staat tot de gevolgen van het ongeval en het voor de nabestaanden veroorzaakte leed. Bij de strafoplegging dient de rechtbank echter voor ogen te houden dat een aan verdachte op te leggen straf in verhouding dient te staan tot de mate van verwijtbaarheid van zijn verkeersgedrag en niet in overwegende mate mag worden ingegeven door de ernst van de gevolgen daarvan. Dat neemt niet weg dat de rechtbank begrijpt dat de nabestaanden dit mogelijk anders zien en een straf verwachten die meer tegemoetkomt aan de gevolgen van het overlijden van het slachtoffer en hun verdriet dat dit teweeg heeft gebracht.
De verdachte heeft zich naast een overtreding van artikel 5 WVW schuldig gemaakt aan een overtreding van artikel 8 WVW. Hiermee heeft de verdachte blijk gegeven van een miskenning van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. De verdachte had zich ervan bewust moeten zijn van het te hoge THC-gehalte in zijn bloed en had op dat moment geen auto mogen besturen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 april 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens overtreding van de WVW. Zo is aan de verdachte in 2019 door de kantonrechter een geldboete opgelegd voor een verkeersovertreding, te weten het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. Deze geldboete heeft de verdachte kennelijk niet weerhouden van het opnieuw schenden van de verkeersregels. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
Strafmaat en strafmodaliteit
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting fors af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, nu zij de verdachte vrijspreekt van het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank acht in het licht van de mate van gevaarzetting enige straf op zijn plaats. Daarom zal de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Omdat feit 1 subsidiair een overtreding betreft en feit 2 een misdrijf, zal de rechtbank voor deze afzonderlijke feiten apart een taakstraf opleggen. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een rijontzegging als bijkomende straf noodzakelijk is. De verdachte heeft wederom gevaarlijk rijgedrag vertoond en dit gevaar heeft zich uiteindelijk ook verwezenlijkt. De ontzegging van de rijbevoegdheid dient de ernst van de verweten handelingen uit te drukken en de kans op recidive te verkleinen.
Conclusie
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een taakstraf met een totale duur van tachtig uren passend en geboden. De rechtbank zal voor feit 1 subsidiair een taakstraf van vijftig uren opleggen. Voor feit 2 zal de verdachte worden veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van zes maanden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van in totaal € 15.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Voorts heeft [naam] verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 15.000,00.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 15.000,00.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 november 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam] . Bij gebreke van (volledige) betaling kan vervangende gijzeling worden toegepast voor de duur van 110 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 36f, 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 8, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte voor feit 1 subsidiair tot:
een taakstrafvoor de tijd van
50 (vijftig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de tijd van
25 (vijfentwintig) DAGEN;
een
ontzegging van de rijbevoegdheidvoor de duur van
6 (zes) maanden;
veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot:
een taakstrafvoor de tijd van
30 (dertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de tijd van
15 (vijftien) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 15.000,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 110 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Stek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2023.

Voetnoten

1.Zie in dit verband:
2.Zie in dit verband: HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:110, waarin verwezen naar een rapport van het NFI van 23 maart 2016
3.Zie in dit verband:
4.Zie in dit verband: Hof ’s-Hertogenbosch 9 maart 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:680, waarin passages uit een toxicologisch onderzoek door twee toxicologen van het NFI worden geciteerd. Met betrekking tot de waarde THC in het bloed luidden de bevindingen van de toxicologen als volgt:
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL-nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 72) en een schouwverslag van [slachtoffer] met het kenmerk [nummer] (doorgenummerd pagina 1 t/m 3).