Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[gedaagde 1] te [plaats 1],2. [gedaagde 2] te [plaats 2],3. [gedaagde 3] te [plaats 3],
1.De procedure
2.Wat is er gebeurd?
artikel 6 Staat van de onroerende zaak. Gebruik.
Kadastrale informatie en kadastrale kaart
Bewijs van eigendom d.d. 2 juli 1953
Bewijs van eigendom d.d. 9 augustus 1958[…]”
In aanvulling op hetgeen partijen overeenkomen en vastleggen in de B-C-akte(de akte van levering tussen Holding en Project [naam 2] B.V., rechtbank)
die op 7 januari 2022 zal worden gepasseerd, geldt het volgende. De initiële koopprijs van € 595.000,- blijft gelijk tussen III Holding en Project [naam 2], maar onder de verplichting van III Holding jegens Project [naam 2] om de claim op [gedaagden] te verhalen, en dat III Holding verplicht is de opbrengst van die claim (al dan niet in de vorm van verlaging van de koopprijs) aan Project [naam 2] af te dragen.”
een uitspraak is gewezen die in kracht van gewijsde is gegaan, zal de Stichting[de stichting derdengelden, rechtbank]
overeenkomstig die uitspraak tot betaling overgaan.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
voor zoverblijkend en/of voortvloeiend uit”de daar opgesomde typen akten, waaronder “
een afzonderlijke notariële akte”(zie 2.3, onderstreping, rechtbank). Niet in geschil is dat het recht van uitweg blijkt uit zo’n ‘afzonderlijke notariële akte’, namelijk de notariële akte uit 1919 (zie 2.4). Op basis van enkel de bewoordingen van de eerste zin van artikel 6.2, zou deze bepaling kunnen worden uitgelegd zoals [gedaagden] dat doen. Echter staat in de tweede en derde zin van artikel 6.2 (onderstreping, rechtbank): “
verkoper heeft vanal dezeakten notariële akten de letterlijke tekst (in kopie) aan koper ter hand gesteld. Koper verklaart kennis te hebben genomen vandezeakten”. Daarbij wordt met “
al deze”en “
deze” kennelijk terugverwezen naar de in de eerste zin bedoelde akten. De rechtbank is dan ook met Holding van oordeel dat als artikel 6.2 als geheel wordt gelezen, uit de bewoordingen van dit artikel volgt dat de koper alleen die lasten en beperkingen aanvaardt die blijken uit de aan Holding ‘ter hand gestelde’ akten, in dit geval de akten uit 1953 en 1958.
feitelijk heeft gebruikt” en dus “
koper niet kan informeren over eigenschappen respectievelijk gebreken aan het verkochte waarvan verkoper op de hoogte zou kunnen zijn geweest als hij het verkochte zelf feitelijk had gebruikt.” Bovendien is de overeengekomen afwijking van artikel 7:17 BW expliciet in het artikel opgenomen. Feiten en omstandigheden die erop wijzen dat artikel 17 van de koopovereenkomst mede ziet op rechtsgebreken zijn door [gedaagden] niet aangevoerd en daarvan is de rechtbank overigens ook niet gebleken.
gebreken” in de eerste alinea alleen gebreken in de zin van artikel 7:17 BW worden bedoeld. [gedaagden] hebben deze stellingen van Holding niet weersproken maar in reactie hierop naar voren gebracht dat een gebrek ook een juridisch gebrek kan zijn en dat artikel 16 van de koopovereenkomst in dit geval mede ziet op rechtsgebreken. De rechtbank acht deze door [gedaagden] bepleite uitlegwijze van artikel 16, met name in het licht van de hiervoor in weergegeven toelichting van Holding over de totstandkoming van dit artikel, niet aannemelijk en gaat hierin niet mee.