ECLI:NL:RBDHA:2023:7546
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor zijn familieleden. De aanvraag is op 10 maart 2022 ingediend, en de staatssecretaris had uiterlijk op 10 september 2023 een besluit moeten nemen. Eiser heeft de staatssecretaris op 23 januari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 14 februari 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zestien weken vastgesteld waarbinnen de staatssecretaris alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft ook verzocht om de verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zestien weken een besluit bekend te maken. Daarnaast moet de staatssecretaris de verbeurde dwangsommen en proceskosten aan eiser vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.