ECLI:NL:RBDHA:2023:7416
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Mauritaanse vreemdeling wegens ongeloofwaardige verklaringen en onvoldoende onderzoek naar opvang in het land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Mauritaanse vreemdeling, zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser over zijn ontvoering, dwangarbeid en ontsnapping niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de tijdlijn van de asielverklaring van de eiser niet overeenkwam met eerdere visumaanvragen, wat de geloofwaardigheid van zijn verklaringen ondermijnde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de eiser, ondanks zijn leeftijd en ontwikkeling. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor de verweerder om een verblijfsvergunning regulier te verlenen op basis van het buitenschuldbeleid, en dat het onderzoek naar adequate opvang in Mauritanië niet kon worden afgerond voordat de eiser meerderjarig werd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder geen nieuw voornemen hoefde uit te brengen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden van aanmerkelijk belang waren.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser verworpen en bevestigd dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden was gebaseerd. De eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.