ECLI:NL:RBDHA:2023:7416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
NL23.10914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Mauritaanse vreemdeling wegens ongeloofwaardige verklaringen en onvoldoende onderzoek naar opvang in het land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Mauritaanse vreemdeling, zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser over zijn ontvoering, dwangarbeid en ontsnapping niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank oordeelde dat de tijdlijn van de asielverklaring van de eiser niet overeenkwam met eerdere visumaanvragen, wat de geloofwaardigheid van zijn verklaringen ondermijnde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de eiser, ondanks zijn leeftijd en ontwikkeling. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor de verweerder om een verblijfsvergunning regulier te verlenen op basis van het buitenschuldbeleid, en dat het onderzoek naar adequate opvang in Mauritanië niet kon worden afgerond voordat de eiser meerderjarig werd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder geen nieuw voornemen hoefde uit te brengen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden van aanmerkelijk belang waren.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser verworpen en bevestigd dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden was gebaseerd. De eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10914

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

ProcesverloopBij besluit van 6 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Diallo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 2004 en in het bezit te zijn van de Mauritaanse nationaliteit. Hij verblijft als vreemdeling in Nederland en heeft op 14 oktober 2021 asiel aangevraagd. Hij stelt in 2014 met twee klasgenoten door drie Arabieren te zijn ontvoerd, tot zijn ontsnapping in 2021 in gevangenschap te hebben geleefd en dat hij met zijn klasgenoten dwangarbeid moest verrichten doordat zij moesten zorgen voor een kudde schapen en geiten.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Hoewel verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig vindt, zijn eisers verklaringen over zijn ontvoering, gevangenschap en dwangarbeid volgens verweerder niet geloofwaardig. Verweerder heeft de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard, omdat eisers verklaringen zijn aan te merken als kennelijk vals en duidelijk onwaarschijnlijk. De tijdlijn van eisers asielrelaas komt namelijk niet overeen met de visumaanvraag die eiser in 2020 heeft gedaan bij de Spaanse autoriteiten.

Waarom is eiser het niet eens met verweerder?

3. Eiser stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en verweerder een nieuw voornemen had moeten nemen. [2] Verweerder heeft namelijk in het voornemen ten onrechte geen aandacht besteed aan het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre rekening is gehouden met eisers referentiekader bij het horen en beslissen (zijn beperkte ontwikkeling, leeftijd en fysieke beperkingen) en ondanks zijn toezegging de geloofwaardigheidsbeoordeling gebaseerd op verklaringen in het aanmeldgehoor. Verweerder heeft dit alles niet pas kunnen repareren met het bestreden besluit.
Verweerder heeft ook eisers verklaringen over zijn problemen in Mauritanië ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Daarbij heeft verweerder te hoge eisen gesteld aan eisers verklaringen gelet op zijn leeftijd en ontwikkeling. De enkele verwijzing naar het advies van MediFirst is onvoldoende, omdat MediFirst zich niet richt op een beperkte ontwikkeling. Ook werpt verweerder hem ten onrechte tegen dat de tijdlijn van zijn asielrelaas niet klopt, omdat aan hem in maart 2020 een visum is verstrekt. Naast dat hij niet weet wat een visum is, waar Spanje ligt en hij niet weet waar hij is aangekomen, heeft hij het visum niet daadwerkelijk gebruikt. Het lag op verweerders weg om bij de Spaanse autoriteiten te verifiëren of daadwerkelijk gebruik is gemaakt van het visum. Door dit na te laten moet ervan worden uitgegaan dat eiser in 2021 Mauritanië is ontvlucht. Verder heeft verweerder eisers verklaringen niet gerelateerd aan externe geloofwaardigheidsindicatoren, zoals het Country Reports on Human Practices: Mauritania 2021 van het U.S. Department of State. Uit dit rapport blijkt dat slavernij en dwangarbeid nog steeds gebruikelijk is in Mauritanië.
Tot slot heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom aan eiser niet een verblijfsvergunning regulier is verleend op basis van het buitenschuldbeleid. Verweerder heeft niet voordat eiser meerderjarig werd vastgesteld of er voor hem adequate opvang in Mauritanië was, althans onvoldoende inzichtelijk gemaakt of er voortvarend onderzoek is verricht hiernaar. Uit een uitspraak van zittingsplaats Roermond blijkt dat het aanmeld- en nader gehoor geen adequaat onderzoek is. [3] Door geen adequaat onderzoek te doen heeft verweerder eiser ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd. [4]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vermogen om te verklaren
4. De rechtbank stelt vast dat op 31 maart 2023 het nader gehoor heeft plaatsgevonden. Op dat moment was eiser meerderjarig. Uit het advies van MediFirst van 6 maart 2023 volgt dat er geen beperkingen zijn vastgesteld bij eiser waarmee bij het horen en beslissen rekening moet worden gehouden. Eiser heeft ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze beperkingen er wel zijn. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het rapport van het nader gehoor dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Aan eiser is gemeld om aan te geven wanneer hij de tolk niet begrijpt en hij behoefte heeft aan een pauze. Eiser heeft hiervan gebruik gemaakt. Ook heeft verweerder eenvoudige vragen gesteld en is eiser herhaaldelijk gevraagd om een nadere toelichting te geven op zijn verklaringen. Eiser heeft niet geconcretiseerd bij welke aspecten bij het horen onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader. Voor zover eiser ter zitting naar voren heeft gebracht dat het nader gehoor te lang heeft geduurd, brengt dit de rechtbank niet tot een ander oordeel. Uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat de gehoormedewerker de opties met eiser heeft besproken en het nader gehoor in overleg is doorgezet. Dit alles maakt dat verweerder mocht uitgaan van de verklaringen die eiser tijdens het nader gehoor heeft afgelegd.
Ontvoering, dwangarbeid en ontsnapping
5. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen over zijn ontvoering door de Arabieren, gevangenschap en ontsnapping ongeloofwaardig zijn. In dit kader heeft verweerder terecht voorop gesteld dat de tijdlijn van eisers asielrelaas tegenstrijdig is met hetgeen uit EU-vis blijkt, namelijk dat de Spaanse autoriteiten hem een visum hebben verstrekt op 1 april 2020. Een visum moet in persoon worden aangevraagd, omdat bij de aanvraag een paspoort moet worden overgelegd en vingerafdrukken worden afgenomen. Dit maakt dat verweerder terecht uitgaat van de juistheid van de informatie in EU-vis en het aan eiser is om aan te tonen dat in zijn geval deze informatie onjuist is. [5] Eisers stellingen dat hij niet deze aanvraag heeft gedaan, dat hij niet eens weet wat een visum is en waar Spanje ligt, en hij geen gebruik heeft gemaakt van het visum, zijn allemaal onvoldoende om niet van deze gegevens uit te gaan. Daar komt bij dat eiser op 24 maart 2020 voor de aanvraag een foto heeft moeten laten maken en hij bij de visumaanvraag een paspoort heeft overgelegd dat op 27 november 2019 is afgegeven. Dit alles maakt dat verweerder terecht overweegt dat eisers verklaringen over zijn ontvoering, dwangarbeid en ontsnapping niet stroken met de objectieve gegevens uit EU-vis en daarmee afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser vage verklaringen heeft afgelegd over de periode dat hij in gevangenschap leefde en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn ontsnapping. Het is de rechtbank daarbij niet gebleken dat verweerder op dit punt te hoge eisen heeft gesteld aan eisers verklaringen. Dat eisers relaas over dwangarbeid strookt met informatie uit een openbare bron, laat onverlet dat eiser zijn relaas aannemelijk dient te maken met gedetailleerde verklaringen die zien op zijn persoonlijke situatie. Eiser is hierin niet geslaagd.
Onderzoek naar adequate opvang
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat hij voortvarend onderzoek heeft verricht naar of er in Mauritanië adequate opvang voor eiser was in de periode dat eiser nog minderjarig was. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat in dit kader betekenis toekomt aan de leeftijd van eiser ten tijde van de asielaanvraag, afgezet tegen de beslistermijn op de asielaanvraag van in beginsel zes maanden en de duur van het onderzoek die als redelijk kan worden aangemerkt. [6] Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek naar adequate opvang niet afgerond kon worden voordat eiser meerderjarig werd. In dit kader is van belang dat eiser op 14 oktober 2021 op 17-jarige leeftijd zijn asielaanvraag heeft ingediend en niet lang daarna, tweeënhalve maand later, op [geboortedag] 2022 meerderjarig is geworden. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder voornemens was om nader onderzoek te laten verrichten door de Dienst Terugkeer en Vertrek. Dit was ook nodig omdat eiser in het aanmeldgehoor van 30 november 2021 heeft verklaard dat hij al lange tijd geen contact meer heeft met zijn vader en daardoor niet weet waar zijn vader verblijft. Verweerder heeft voldoende voortvarend gehandeld. Het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, treft geen doel. Van gelijke gevallen is geen sprake omdat de vreemdeling in die zaak bij het bestreden besluit nog minderjarig was. Ook is niet gebleken dat verweerder voornemens was om - zoals eiser stelt - het onderzoek te beperken tot de gehoren.
Verblijfsvergunning buitenschuld en terugkeerbesluit
7. Uit het bovenstaande vloeit voort dat er geen aanleiding was voor verweerder om eiser een verblijfsvergunning regulier te verlenen op grond van het buitenschuldbeleid. [7] Ook heeft verweerder eiser terecht opgedragen dat hij terug moet keren naar zijn land van herkomst.
Voornemen
8. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder geen nieuw voornemen hoefde uit te brengen alvorens het bestreden besluit te nemen. Van nieuwe feiten en omstandigheden van aanmerkelijk belang is niet gebleken. Ook is niet gebleken van al bekende feiten en omstandigheden die van aanmerkelijk belang zijn en die anders gewogen of beoordeeld moesten worden. [8] Dat het referentiekader niet is opgenomen in het voornemen en wel in het bestreden besluit maakt niet dat er sprake is van dergelijke nieuwe feiten en omstandigheden. De beoordeling in het bestreden besluit over het onderzoek naar de adequate opvang is naar het oordeel van de rechtbank niet van aanmerkelijk belang, nu eiser al binnen tweeënhalve maand na indiening van zijn asielaanvraag meerderjarig is geworden.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
9. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder heeft op goede gronden eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kennelijk ongegrond verklaard.
10. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, en artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Eiser doet een beroep op artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het Vb 2000).
3.Eiser doet een beroep op de uitspraak van 29 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:4262) en het gelijkheidsbeginsel.
4.Eiser doet een beroep op het arrest van 14 januari 2021 van het Hof van Justitie (TQ, ECLI:EU:C:2021:9) en de uitspraak van 13 januari 2023 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) (ECLI:NL:RVS:2023:114).
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:661, r.o. 3.1).
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1532, r.o. 7) en 13 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:114), r.o. 3 en 4.
7.Zie artikel 3.6b, aanhef en onder a, en artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000 en de hierboven genoemde uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022, r.o. 5.
8.Zie paragraaf C15/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000.