ECLI:NL:RBDHA:2023:7248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
NL23.8550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Onderzoek naar opvangomstandigheden in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Elst, een beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S.H.F. Pols. Het bestreden besluit, genomen op 21 maart 2023, hield in dat de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft echter aangevoerd dat Italië niet langer kan worden beschouwd als een veilig land voor asielzoekers, verwijzend naar een circular letter van Italië van 5 december 2022, waarin wordt gesteld dat er geen opvangplekken zijn voor Dublinterugkeerders. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië sinds deze datum geen overdrachten op grond van de Dublinverordening aanvaardt, wat betekent dat Italië zijn opvangverplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelt dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag door verweerder niet gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden in Italië. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8550
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.D. van Elst),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.8551, op 11 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
2. Eiseres voert aan dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, gelet op de circular letter van Italië van 5 december 2022. Italië geeft daarin aan dat er geen opvangplekken zijn voor Dublinterugkeerders. Eiseres meent dat het hier gaat om een systematische tekortkoming in de opvangvoorzieningen van Italië. Verweerder kan niet zonder nadere motivering concluderen dat ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er in zijn algemeenheid nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat er gelet op de circular letter van 5 december 2022 sprake is van een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel dat niet aan de vaststelling van Italië als verantwoordelijk land voor de asielaanvraag van eiseres in de weg staat. Dit tijdelijk overdrachtsbeletsel staat er niet aan in de weg dat eiseres alsnog kan worden overgedragen aan Italië als het beletsel is opgeheven.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat de Italiaanse autoriteiten vanaf 5 december 2022 geen overdrachten op grond van de Dublinverordening aanvaarden voor asielzoekers zoals eiseres omdat er geen opvangfaciliteiten zijn. Er is nog altijd geen duidelijkheid over wanneer er weer opvang geboden kan worden en de overdrachten weer hervat kunnen worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat, omdat vaststaat dat Italië als ontvangende lidstaat geen opvang biedt, het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag en het overdrachtsbesluit niet gedragen kunnen worden door de motivering die daaraan ten grondslag is gelegd in het bestreden besluit. Verweerder had onderzoek moeten doen naar de feiten en
omstandigheden op grond waarvan Italië zijn opvangverplichtingen niet nakomt en de al dan niet tijdelijkheid daarvan. Het bestreden besluit is dan ook genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsvereiste. De rechtbank verwijst daarbij naar eerdere uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht.1 De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 13 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:225, van 22 februari 2023; NL23.932 en van 16 maart 2023; NL23.4252.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.