In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de terugvordering van huurtoeslag over de jaren 2019 en 2020. Eiseres, die in deze procedure werd bijgestaan door haar gemachtigde, betwistte de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen om het inkomen van haar dochter, G. Sakhi, mee te tellen bij de berekening van de huurtoeslag. Eiseres stelde dat haar dochter's inkomen buiten beschouwing had moeten blijven vanwege haar verzorgingsbehoefte, die volgens eiseres voldoende was aangetoond met medische documentatie, ondanks het ontbreken van een CIZ-indicatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst terecht het inkomen van de dochter heeft meegenomen in de berekening van de huurtoeslag, omdat er geen CIZ-indicatie was die de verzorgingsbehoefte van eiseres aantoont. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres overgelegde medische verklaringen niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een uitzonderingssituatie. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Belastingdienst vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, omdat de Belastingdienst in redelijkheid had kunnen stellen dat er geen aanleiding was om de terugvordering te matigen.
De rechtbank heeft bovendien bepaald dat de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden en dat eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.