ECLI:NL:RBDHA:2023:7196
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ten behoeve van een gezinslid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 15 mei 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had zijn aanvraag op 15 april 2022 ingediend, en verweerder had de beslistermijn verlengd naar zes maanden. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, en dat eiser tijdig beroep heeft ingesteld na een ingebrekestelling. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt verweerder een termijn van vier weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500. Eiser heeft recht op vergoeding van verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 en proceskosten van € 418,50. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet worden vergoed.