Overwegingen
1. Eiseres stelt van Kameroense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Op 8 april 2021 is aan eiseres uitstel van vertrek verleend van 27 mei 2020 tot 23 maart 2022 naar aanleiding van een advies van het BMA (Bureau Medische Advisering) van 23 maart 2021.
2. Op 25 januari 2022 vraagt eiseres verlenging hiervan. In afwachting van een beslissing heeft verweerder voorlopig uitstel van vertrek verleend voor een periode van maximaal zes maanden, te weten van 23 maart 2022 tot 23 september 2022, of zoveel korter
tot het moment waarop op de aanvraag van is beslist. Op 20 april 2022 heeft het BMA een nieuw advies uitgebracht.
3. Verweerder heeft de aanvraag op basis van het BMA-advies van 20 april 2022 afgewezen. Uit het advies blijkt dat eiseres wel in staat is om te reizen. Er zijn wel aanwijzingen dat enige medische voorziening noodzakelijk is. Tijdens de reis wordt begeleiding van een psychiatrisch verpleegkundige geadviseerd. Direct na de reis dient eiseres fysiek te worden overgedragen aan de behandelaar ter plekke. Ook is crisisbehandeling en gedwongen opname volgens verweerder mogelijk in Kameroen. Het daartegen ingediende bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder gaat uit van de juistheid en volledigheid van het BMA-advies.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres voert in beroep aan dat de genoemde BMA-adviezen niet inzichtelijk zijn omdat de adviezen tot verschillende conclusies komen op basis van vergelijkbare feiten. Hierop is verweerder volgens eiseres niet inzichtelijk ingegaan. Daarnaast zou terugkeer naar Kameroen leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) omdat de mogelijk toekomstige gedwongen opname van eiseres neerkomt op een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarbij verwijst eiseres naar verschillende uitspraken van Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Ook handelt verweerder in strijd met de Terugkeerrichtlijn (2008/115/EG) en verwijst daarbij naar de uitspraak van rechtbank Den Haag van 9 november 2021.1 Verder zijn de belangen van haar minderjarige kind onvoldoende betrokken, dit temeer wanneer haar kind feitelijk alleenstaand zal zijn als eiseres gedwongen opgenomen wordt. Tot slot voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet is gehoord door verweerder. In dit kader verwijst zij naar de
uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 november 2022.2
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen. Volgens paragraaf A3/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 verleent verweerder – voor zover van belang – uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw wanneer er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. Hiervan is volgens dit beleid uitsluitend sprake:
- Als uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie; en
- Als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst of bestendig verblijf niet beschikbaar is; of
- Als in geval de noodzakelijke medische behandeling wel beschikbaar is, gebleken is dat deze aantoonbaar niet toegankelijk is.
6. Op zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat crisisinterventie en/of gedwongen opname van eiseres voor haar geen noodzakelijke medische behandeling is. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. In het meest recente BMA-advies van 20 april 2022 worden onder vraag 5 de noodzakelijke medische reisvoorwaarden genoemd. Eén van de voorwaarden is:
“Fysieke overdracht is noodzakelijk omdat er rondom de reis een sterk vergrote kans op direct medisch ingrijpen is. Fysieke overdracht kan, op het vliegveld of bij de kliniek, plaatsvinden aan de behandelaar (psychiater) van Hopital Jamot Yaounde, Mballa II te Yaounde.”
Vervolgens staat in hetzelfde advies onder vraag 6:
“Behandeling door een psychiater, ambulant en klinisch, is mogelijk in het Hopital Jamot Yaounde, Mballa II te Yaounde. Crisisbehandeling en gedwongen opname zijn ook mogelijk.
Gezien het voorgaande en de hierna beschreven beschikbaarheid van medicatie zijn de behandelmogelijkheden voldoende om een medische noodsituatie op korte termijn te voorkomen.”
Een ander aanknopingspunt is dat de medische situatie van eiseres volgens het meest recente BMA-advies van 20 april 2022 niet wezenlijk is gewijzigd en in het daaraan voorafgaande BMA-advies van 23 maart 2021 onder vraag 5c betreffende de noodzakelijke medische behandeling in het kader van de fysieke overdracht het volgende staat:
“Op basis van de psychiatrische diagnose van betrokkene wordt er, vanwege de stress rondom het reizen, instabiliteit verwacht. De psychotische symptomen zullen toenemen bij stress met daarbij een verhoogd risico op een tentamen suïcide. Er is niet alleen een psychiater nodig aan wie betrokkene direct kan worden overgedragen, maar er zal ook moeten worden ingecalculeerd dat crisisinterventie en/of gedwongen opname mogelijk is op het moment dat zich een calamiteit voordoet.”
Daaruit maakt de rechtbank op dat crisisbehandeling en gedwongen opname onderdeel uitmaakt van de voor eiseres noodzakelijke medische behandeling. Dat het volgens verweerder niet zeker is dat een dergelijke calamiteit zich voor zal doen, doet niet af aan de noodzaak van deze medische behandeling.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is een BMA-advies aan te merken als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris.3 De staatssecretaris moet op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht zich ervan vergewissen dat een door hem gebruikt deskundigenrapport – naar de wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Als dit het geval is, mag de staatssecretaris in beginsel van de juistheid van het advies uitgaan. Het is vervolgens aan eiseres om de bruikbaarheid van het deskundigenrapport te betwisten, bijvoorbeeld aan de hand van een contra-expertise. Met stukken van haar behandelaars kan zij de zorgvuldigheid,
inzichtelijkheid en concludentie van een deskundigenadvies aan de orde stellen, dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan.
8. De rechtbank ziet aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich er onvoldoende van heeft vergewist dat het BMA-advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk en concludent is. In het bij het BMA-advies van 20 april 2022 behorende brondocument AVA 15205 staat dat gedwongen opname gedeeltelijk beschikbaar (partly available) is. Bij de toelichting daarvan staat dat de wettelijke basis voor een dergelijke gedwongen opname ontbreekt en dat daarom is vermeld dat gedwongen opname gedeeltelijk beschikbaar is. In het eerdere BMA-advies van 23 maart 2021 staat dat uit brondocument AVA 14529 blijkt dat crisisinterventie en gedwongen opname niet mogelijk is Kameroen. In dit brondocument wordt als toelichting gegeven dat de wettelijke basis voor een gedwongen opname ontbreekt en dat daarom gedwongen opname niet mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom in het BMA-advies van 20 april 2022 wordt geconcludeerd dat gedwongen opname in Kameroen mogelijk is bij gebrek aan een wettelijke basis daarvoor, terwijl in het BMA-advies van 23 maart 2021 nog is geconcludeerd dat een gedwongen opname in Kameroen niet mogelijk was juist vanwege het ontbreken van een wettelijke basis. Verweerder geeft als toelichting dat door een wijziging in het zorgstelsel in Kameroen wel aan deze voorwaarde van de fysieke overdracht kan worden voldaan. Dit is niet onderbouwd door verweerder en de toelichting ter zitting dat is gesproken met de beslismedewerker – die enkel hetzelfde brondocument heeft geraadpleegd – is hiervoor onvoldoende. Evenmin heeft verweerder navraag gedaan bij het BMA. Hierdoor is het onvoldoende duidelijk of medische behandeling voor eiseres aanwezig is in Kameroen en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
9. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Nu het onvoldoende duidelijk is of de noodzakelijke medische behandeling voor eiseres in Kameroen beschikbaar is en het beroep reeds daarom gegrond is, komt de rechtbank aan een bespreking van de overige beroepsgronden van eiseres ter zake niet toe. Met betrekking tot het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM heeft verweerder zich – op grond van vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter – terecht op het standpunt gesteld dat hij bij de beoordeling van een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw niet gehouden is om aan artikel 8 van het EVRM te toetsen. 4
10. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord en dat daar, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, vanaf kan worden gezien. De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande – de staatssecretaris in dit geval niet heeft kunnen afzien van het horen van eiseres.
11. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2, 3:46 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).