ECLI:NL:RBDHA:2023:6822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/4502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 9 april 2022 te beëindigen. Eiseres, die zich na een eerdere WIA-aanvraag in 2017 opnieuw ziekmeldde in 2020, was van mening dat zij vanwege haar astmatische klachten recht had op een WIA-uitkering. Het UWV had echter vastgesteld dat zij per 30 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Eiseres voerde aan dat de medische belastbaarheid niet correct was vastgesteld en dat de geduide functies niet geschikt waren voor haar.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht had beslist dat eiseres per 9 april 2022 geen recht meer had op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid op overtuigende wijze had gemotiveerd en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen. Eiseres had haar standpunten niet voldoende onderbouwd met medische informatie, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag om de beslissing van het UWV te vernietigen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat het UWV in de proceskosten van eiseres moest worden veroordeeld. De proceskosten werden vastgesteld op € 837,- en het UWV werd opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4502

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: J.P. Schildkamp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres per 9 april 2022 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 20 juli 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft zich na een eerdere WIA-aanvraag in 2017 en verschillende ziekmeldingen, op 10 maart 2020 opnieuw ziekgemeld. Zij is per 8 juni 2020 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) per 7 maart 2021 heeft het UWV vastgesteld dat eiseres op grond van de resultaten van een medisch onderzoek geen benutbare mogelijkheden heeft. Op 21 november 2021 heeft eiseres opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft geoordeeld dat eiseres per 10 februari 2020 geen WIA-uitkering kan krijgen, maar wel per 7 maart 2021.
2. Het UWV heeft vervolgens een herbeoordeling van de belastbaarheid van eiseres gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 30 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 9 april 2022 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 16 juni 2022
.De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres in bezwaar gewijzigd en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 juni 2022
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 18 juli 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Eiseres is van mening dat zij vanwege haar astmatische klachten geen beschermingsmiddelen mag dragen die de ademhaling belemmeren en benauwdheid kunnen veroorzaken, zodat alsnog een beperking in acht moet worden genomen ten aanzien van het item 3.4. (beschermende middelen) in de FML. Zij stelt dat zij de geduide functies niet kan uitvoeren, omdat deze haar in bezwaar vastgestelde belastbaarheid overschrijden. Eiseres is van mening dat zij 100% arbeidsongeschikt moet worden geacht, wegens een gebrek aan bij haar belastbaarheid passende functies.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres per 9 april 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 30 december 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus per 9 april 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
9. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. In de FML is geen beperking aangenomen voor beschermende middelen. Wel is eiseres beperkt geacht voor blootstelling aan irriterende stoffen, dampen en gassen.
10. Eiseres voert aan dat zij vanwege haar astmatische klachten beperkt moet worden geacht op het item 3.4. (beschermende middelen). Eiseres heeft dit standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan de medische belastbaarheid zoals de verzekeringsarts B&B deze heeft vastgesteld.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
12. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 16 juni 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Naar aanleiding van het beroepschrift van eiseres heeft het UWV aanleiding gezien om opnieuw naar de geduide functies te kijken. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport van 8 augustus 2022 geconcludeerd dat niet alle eerder geduide functies geschikt zijn. Hij heeft de functies medewerker backoffice (sbc-code: 532040) en medewerker medisch archief (sbc-code: 553020) niet geschikt geacht voor eiseres in verband met overschrijding van haar belastbaarheid. Binnen de sbc-code 315132 heeft hij een andere functie kunnen selecteren. De arbeidsdeskundige B&B heeft na raadpleging van het CBBS in beroep de volgende functies geschikt geacht:
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 553020) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie.
13. Eiseres voert aan dat zij ook na de aanpassing door de arbeidsdeskundige B&B nog steeds van mening is dat de functies niet geschikt zijn. In de functie archiefmedewerker (sbc-code: 315132) is blijkens het resultaat functiebeoordeling blootstelling aan stof. In de FML is echter vastgesteld dat eiseres niet mag worden blootgesteld aan ‘irriterende stoffen, dampen en gassen’, vanwege haar astma. De motivering van de arbeidsdeskundige B&B dat bij een al te forse blootstelling gebruik kan worden gemaakt van een stofkapje volgt eiseres niet. Het dragen van een stofkapje zal het gevoel van benauwdheid doen toenemen waardoor dit niet een voor eiseres passend hulpmiddel is om de blootstelling aan stof die in deze functie kan voorkomen mee op te lossen. Ook is niet gebleken dat de arbeidsdeskundige B&B heeft overlegd met de verzekeringsarts B&B of deze functie wel geschikt is.
14. De arbeidsdeskundige B&B stelt dat er sprake is van enige blootstelling aan stof. Indien en zo nodig kan bij een forsere blootstelling gebruik worden gemaakt van een stofkapje. In het rapport van 24 januari 2023 heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat in het resultaat functiebeoordeling is aangegeven dat de blootstelling aan stof zich beperkt tot de bovenste planken, oude dossiers en archiefdozen. Deze taken kennen een beperkte omvang. Zo wordt tot zeven uur per dag zittend gewerkt, waarvan tot vier uur aan een computer. Het lopend en staand werken kent dus maar een beperkte omvang. Dat eiseres zich moet begeven tussen stellingkasten heeft dan ook maar een beperkte omvang. Binnen die beperkte omvang gaat het bovendien ook niet steeds om de bovenste planken. De arbeidsdeskundige B&B geeft in het rapport van 16 maart 2023 aan dat
zo nodiggebruik kan worden gemaakt van een stofkapje. In de FML, op het aspect beschermende middelen, geldt een stofkapje expliciet als een middel waarvoor al dan niet een beperking wordt aangegeven. Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts B&B hebben op dit item geen beperking gesteld. De arbeidsdeskundige B&B acht de functie dan ook geschikt en ziet geen reden voor overleg met de verzekeringsarts B&B. De rechtbank volgt deze toelichting van de arbeidsdeskundige B&B.
15. Eiseres stelt verder dat de arbeidsdeskundige B&B onvoldoende heeft gemotiveerd dat in de functie archiefmedewerker (sbc-code: 553020) de belasting van werken met toetsenbord- en muis ongeveer binnen de vier uur valt en dat overleg met de verzekeringsarts B&B had moeten plaatsvinden over de geschiktheid van de functie. Eiseres is van mening dat er sprake is van een ontoelaatbare relativering van de belasting in deze functie en verwijst daarbij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 7 juni 2017. [1] De rechtbank is dat niet eens met eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft zowel in het rapport van 8 augustus 2022 als van 24 januari 2023 toegelicht dat in deze functie de totaal per dag toegestane duur van werken aan toetsenbord en muis niet wordt overschreden. Hij ziet dan ook geen aanleiding om op dit punt te overleggen met de verzekeringsarts B&B. In het rapport van 8 augustus 2022 geeft hij aan dat de functie een werkdag kent van 5,1 uur. Uit de functieomschrijving blijkt dat eiseres niet de volledige tijd met toetsenbord en muis werkt. De functie kent ook het nodige leeswerk waarbij niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van toetsenbord en muis. Ook wordt tijd besteed aan overleg. Onder het item 4.3.9 wordt weliswaar ‘ongeveer vijf uren’ genoemd voor gebruik van toetsenbord en muis, in werkelijkheid moet dit dus minder zijn. De vijf uren is het totaal van de genoemde tijdvakken van vijftien en dertig minuten. Bij het vastleggen van de belasting hanteert de arbeidsdeskundig analist – conform de CBBS instructies – afgeronde tijdvakken. De feitelijke belasting ligt dus veelal wat lager. De arbeidsdeskundige B&B stelt dan ook dat de belastbaarheid van ‘ongeveer vier uur’ niet wordt overschreden. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een ontoelaatbare relativering van de belasting in deze functie.
16. Ten slotte voert eiseres aan dat zij de functie productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180) niet geschikt vindt, omdat in één van de functies onder functienummer 8441.0011.004 eiseres niet voldoende de mogelijkheid heeft tot vertreden. Hierdoor blijven onvoldoende functies over in de sbc-code 111180. De toelichting van de arbeidsdeskundige B&B wat betreft het vertreden vindt eiseres onvoldoende, omdat met de gegeven motivering de in de FML vastgelegde stelling ‘kan tot acht uur op een werkdag zitten mits mogelijkheid tot vertreden’ volkomen betekenisloos wordt. Ook hier is volgens eiseres sprake van een ontoelaatbare relativering van de in de functie voorkomende belasting, zij verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 18 juli 2019. [2] In het rapport van 24 januari 2023 heeft de arbeidsdeskundige B&B aangegeven dat er voldoende vertredingsmogelijkheden zijn. In de genoemde functie zijn er gebruikelijke vertredingsmogelijkheden bij pauzes en toiletbezoek. Tot de functie behoort bovendien het verplaatsen van carriers met gereed product. Ook kan eiseres steeds na het voltooien van een printplaat even gaan staan en vertreden. Van een goed werkgever mag ook verwacht worden – gelijk aan het beschikbaar stellen van pauzesoftware bij computerwerkzaamheden – dat werknemers hiervoor de gelegenheid hebben. Gesteld wordt dat de werkzaamheden uitgevoerd worden aan een werktafel in bureauformaat. Als relatief eenvoudig te realiseren werkaanpassing kan dan zo nodig gedacht worden aan een (elektrisch) in hoogte verstelbare werktafel. Eiseres kan dan naar eigen keuze zittend en staand werken afwisselen. Overigens merkt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 16 juni 2022 op dat eiseres, zoals ook tijdens het spreekuur blijkt, een uur achtereen kan zitten. De arbeidsdeskundige B&B ziet geen aanleiding om over de geschiktheid van deze functie met de verzekeringsarts B&B te overleggen. In het rapport van 16 maart 2023 heeft de arbeidsdeskundige B&B nader toegelicht waarom er voldoende vertredingsmogelijkheden zijn in deze functie. Hij geeft aan dat de functie een werkdag van acht uur kent. In ieder uur is ook sprake van enig lopen en staan. Hierdoor wordt per uur wat minder achtereen zittend gewerkt dan de vermelde 60 minuten. Binnen de CBBS-systematiek wordt de aaneengesloten duur van zitten pas onderbroken als substantieel andere activiteiten worden ondernomen, waardoor recuperatie plaatsvindt. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn eerdere rapporten uitgelegd dat er voldoende mogelijkheid is tot recupereren en vertreden. De suggestie dat het te makkelijk zou zijn om vertredingsmogelijkheden in een functie als deze bij goed werkgeverschap te verwachten deelt de arbeidsdeskundige B&B niet. Het creëren van goede arbeidsomstandigheden is immers een taak en een verplichting van de werkgever. Het Schattingsbesluit schrijft voor dat slechts rekening kan worden gehouden met toepassing van zodanige voorzieningen dat het accepteren van die toepassing in redelijkheid van een werkgever kan worden verlangd. Een in hoogte verstelbare werktafel/bureau zijn volgens de arbeidsdeskundige B&B in veel bedrijven beschikbaar, waardoor aan de redelijkheidseis wordt voldaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze toelichtingen niet te volgen. De rechtbank is ook van oordeel dat geen sprake is van een ontoelaatbare relativering.
17. Eiseres voert aan dat zij het volstrekt onduidelijk vindt wat nu volgens de arbeidsdeskundige B&B een goede reden is om niet met de verzekeringsarts B&B te overleggen. De arbeidsdeskundige B&B geeft in het rapport van 16 maart 2023 aan dat voor het hanteren van CBBS afspraken zijn gemaakt omtrent het al dan niet overleg voeren tussen een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Uitgangspunt is dat beiden verantwoordelijkheid dragen voor een besluit. Dat betekent niet dat de besluitvorming ook expliciet onderwerp van bespreking is of moet zijn. Naarmate de besluitvorming meer ‘evident’ is, is het minder noodzakelijk hier in een gezamenlijk overleg aandacht aan te besteden. Behalve in het geval dat de verzekeringsarts bij de overdracht aan de arbeidsdeskundige vraagt om een expliciete terugkoppeling, is het een verantwoordelijkheid voor de arbeidsdeskundige om vast te stellen of dit gewenst is. Deze toelichting is voor de rechtbank duidelijk.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft naar het oordeel van de rechtbank in zijn rapporten van 18 juli 2022, 8 augustus 2022, 24 januari 2023 en 16 maart 2023 en het resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 30 december 2021 met de middelste van de drie geduide functies 68,65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 31,35% arbeidsongeschikt is.
20. Wel stelt de rechtbank vast dat het UWV met de motivering in het rapport van 8 augustus 2022 het bestreden besluit in beroep heeft aangepast. Dit betekent dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleefde. Eiseres is nu namelijk een geheel andere functie met een andere functiebeschrijving voorgehouden dan de functie die aan het bestreden besluit ten grondslag lag. Dat deze functie binnen dezelfde sbc-code valt, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. Nu dit gebrek is hersteld doordat de arbeidsdeskundige B&B een nieuwe functie (met functienummer 8212.9999.024) aan de schatting ten grondslag heeft gelegd, is eiseres naar het oordeel van de rechtbank met deze gang van zaken niet in haar belangen geschaad. Eiseres heeft de gelegenheid gehad om tegen het duiden van deze nieuwe functie aanvullende gronden in te dienen. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Dat betekent dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank zal het gebrek dan ook passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres haar WIA-uitkering per 9 april 2022 te beëindigen, omdat zij per 30 december 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt in dit geval aanleiding gezien het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 837,- per punt en een wegingsfactor 1). Ook wordt bepaald dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 11 mei 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 7 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2017.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 18 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2390.