Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is als minderjarige asielzoeker naar Nederland gekomen en verblijft sinds 2000 in Nederland. Eiser beschikt over een geboorteakte waarmee hij op 1 november 2017 is ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens. Eiser beschikt verder over twee verlopen Iraakse paspoorten (geldig tot 3 augustus 2007 en 10 februari 2017). Eiser heeft op 16 juli 2020 een verzoek om naturalisatie ingediend.
2. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser geen geldig buitenlands reisdocument (paspoort) heeft overgelegd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat niet is gebleken dat eiser in bewijsnood verkeert, nu eiser dit niet met objectief verifieerbare bewijsstukken heeft onderbouwd.
Relevante wet- en regelgeving.
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Eiser betoogt dat verweerder op grond van artikel 4:84 van de Awbhad moeten afwijken van zijn beleid ten aanzien van de bewijsnood. Hij wijst er daarbij op dat zijn nationaliteit kan worden vastgesteld op basis van zijn geldig bevonden geboorteakte en zijn verlopen paspoorten. Hij heeft verder al het mogelijke geprobeerd om een nieuw paspoort van de Iraakse autoriteiten te verkrijgen, dan wel zijn bewijsnood met objectief verifieerbare bewijsstukken te onderbouwen. Hij betoogt dat het onevenredig is om blijvend vast te houden aan de documenteneis. Het is onredelijk bezwarend om eiser na twintig jaar blijvend uit te sluiten van het Nederlanderschap. Hij dient dan ook, net als de Ranov-vergunninghouders, te worden vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands paspoort en wijst daarbij op een brief van 31 oktober 2022 van verweerder aan de Tweede Kamer. Eiser betoogt verder dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat hij een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig paspoort moet overleggen, maar dat eiser hier niet aan heeft voldaan. Het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van bewijsnood. Gelet op vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter kan pas worden geconcludeerd dat een aanvrager in bewijsnood verkeert, als met bewijsstukken is aangetoond dat degene die om naturalisatie verzoekt al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en een gelegaliseerde geboorteakte.Volgens de Handleidingdient het te gaan om objectieve en verifieerbare bewijsstukken. Deze documenten mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouder zijn dan zes maanden.
6. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij geen nieuw paspoort van de Iraakse autoriteiten kan verkrijgen, omdat hij niet meer in de Iraakse registers staat ingeschreven. Hij heeft ter onderbouwing daarvan verscheidene verklaringen overgelegd, waaronder de verklaring van 28 augustus 2019 van het ministerie van Binnenlandse Zaken, directoraat generaal voor nationaliteit in regio Koerdistan, waarin staat dat er geen registratie van nationaliteit is op naam van eiser. Verder staat in de verklaring dat een aantal nationaliteitsregisters van burgers in Darkar in 1991 zijn vernietigd door brand. Mogelijk die van eiser ook. Bureau Documenten heeft in zijn rapport van 6 januari 2021 geconcludeerd dat deze verklaring met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven, omdat één van de stempels niet correspondeert met het vergelijkingsmateriaal. Eiser heeft daarop opnieuw verklaringen van het ministerie van Binnenlandse Zaken, directoraat generaal voor nationaliteit in regio Koerdistan overgelegd. In de verklaringen van 26 oktober 2021 wordt herhaald dat eiser niet staat geregistreerd en dat deze en de eerder door eiser overgelegde documenten niet vals zijn. Ook ten aanzien van die verklaringen heeft Bureau Documenten in zijn rapport van 9 maart 2022 geconcludeerd dat ze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven.
7. Het is vaste rechtspraak dat een rapport van Bureau Documenten een deskundigenadvies is waarvan verweerder in beginsel mag uitgaan. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten op grond waarvan geoordeeld moet worden dat dit in dit geval anders zou moeten zijn. Nu de door eiser overgelegde documenten vals zijn bevonden, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiser in bewijsnood verkeert. Verweerder heeft er daarbij ook op gewezen dat eiser wel in het bezit was van een authentieke geboorteakte en eerder wel Iraakse paspoorten heeft verkregen. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij het eerste paspoort heeft verkregen via de Iraakse ambassade in Nederland en het tweede paspoort (verlenging) in Irak heeft verkregen van de Iraakse autoriteiten. Eiser heeft deze paspoorten verkregen na de gestelde brand in 1991. Het is daardoor ook niet aannemelijk dat eiser niet in de registers staat geregistreerd. Ook heeft verweerder erop gewezen dat eiser in zijn asielprocedure heeft verklaard dat hij in het bezit is geweest van een Iraakse identiteitskaart. Eiser heeft geen verklaring van de Iraakse autoriteiten overgelegd waaruit blijkt waarom aan eiser nu geen identiteitskaart of paspoort meer kan worden verstrekt.
Beleidswijziging voor Ranov-vergunninghouders
8. Eiser heeft gewezen op een brief van 31 oktober 2022 van verweerder aan de Tweede Kamer, waarin een beleidswijziging wordt aangekondigd ten aanzien van Ranovvergunninghouders. De beleidswijziging houdt in dat minderjarige Ranov-vergunninghouders, waarbij gerede twijfel is ontstaan aan de identiteit en nationaliteit door toedoen van de ouders, bij een verzoek om naturalisatie worden vrijgesteld van de documenteneis (paspoort en geboorteakte). Deze verruiming gaat volgens de brief ook gelden wanneer deze situatie aan de orde is en de desbetreffende persoon over een ander type vergunning beschikt.
9. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de beleidswijziging ten tijde van het bestreden besluit nog niet was ingegaan. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat de vraag of er sprake is van gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit pas aan de orde is wanneer bewijsnood wordt aangenomen. Dat is in het geval van eiser niet aan de orde. Bovendien heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet onder de reikwijdte van de verruiming valt, nu bij eiser geen sprake is van gerede twijfel aan de identiteit of nationaliteit door toedoen van zijn ouders. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat eiser tot ruim in zijn volwassen leven heeft beschikt over een geldig paspoort. Gelet op voorgaande had verweerder eiser niet van de documenteneis hoeven vrijstellen.
Evenredigheid en artikel 4:84 van de Awb
10. Het is vaste rechtspraak dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen op basis van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel.Ook volgt uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat verweerder met een eventuele toepassing van artikel 4:84 van de Awb niet kan afwijken van de wettelijke vereisten voor naturalisatie, zoals de documenteneis.Hetgeen eiser in dit kader heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen verdere bespreking.
11. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Van het horen in bezwaar mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. In dit geval doet een dergelijke situatie zich voor. Nu verweerder op basis van de door eiser overgelegde stukken heeft kunnen oordelen dat er geen sprake is van bewijsnood en gelet op de hiervoor genoemde rechtspraak dat toepassing van artikel 4:84 van de Awb niet kan leiden tot afwijking van de wettelijke vereisten voor naturalisatie, heeft verweerder van het horen in bezwaar kunnen afzien.
12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.