ECLI:NL:RBDHA:2023:680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
NL22.25776 en NL22.25777
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet in behandeling genomen wegens verantwoordelijkheid Italië; beroep niet tijdig ingediend en niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Syrische asielzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 2 december 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 16 december 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep niet tijdig was ingediend, aangezien de beroepstermijn al was verstreken. Eiser stelde dat hij het bestreden besluit niet had ontvangen, maar de rechtbank volgde hem hierin niet, omdat hij dit niet had onderbouwd.

De rechtbank overwoog verder dat de zienswijze die eiser op 6 december 2022 had ingediend, niet als beroepschrift kon worden aangemerkt, omdat deze was gericht op het voornemen en niet op het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare reden was voor de te late indiening van het beroep. Eiser had ook betoogd dat er sprake was van omstandigheden die een uitzondering op de termijn voor het indienen van beroep rechtvaardigden, zoals bedoeld in het Bahaddar-arrest, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.25776 en NL22.25777

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker/eiser], eiser/verzoeker (hierna: eiser), V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft op 16 december 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (NL22.25776). Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening (NL22.25777).
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig A. Toma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft een asielaanvraag in Nederland ingediend, maar verweerder heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Volgens verweerder is Italië namelijk verantwoordelijk voor de behandeling van eisers aanvraag [1] . Verweerder heeft in het bestreden besluit verder vastgesteld dat er geen zienswijze is ingediend. Hij heeft geprobeerd om de gemachtigde van eiser telefonisch te bereiken om navraag te doen naar een eventuele zienswijze. Het kantoor was echter niet bereikbaar volgens verweerder. In het bestreden besluit volstaat verweerder daarom met een verwijzing naar de motivering uit het voornemen. Eiser heeft op 6 december 2022 een zienswijze op het voornemen ingediend bij verweerder. Het bestreden besluit was toen al genomen door verweerder.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser erkent dat hij niet op tijd beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit. Dit komt omdat hij het bestreden besluit niet heeft ontvangen. Subsidiair betoogt hij dat verweerder zijn ingediende zienswijze van 6 december 2022 naar de rechtbank had moeten doorsturen als beroepschrift en dat zijn beroep hiermee tijdig is ingediend. Inhoudelijk vindt eiser dat ten aanzien van Italië niet uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser stelt onder meer dat hij bij terugkeer naar Italië dakloos zal raken, geen toegang zal krijgen tot de gewone asielprocedure en geen rechtsbijstand zal ontvangen. Hij verwijst hierbij naar het stuk ‘Veelgestelde vragen Dublin/Italië – Gevolgen wetswijzigingen voor opvang (van Dublin-terugkeerders) in Italië’, van VWN [2] van augustus 2021. Tot slot heeft eiser een brief ingebracht van het Italiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken van 5 december 2022 (hierna: de brief) waarin de lidstaten worden verzocht om overdrachten naar Italië tijdelijk op te schorten “due to suddenly appeared technical reasons related to unavailability of reception facilities”.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ontvankelijkheid van het beroep
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt in dit geval een termijn van één week. [3] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [4] Een beroepschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [5] Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep in beginsel niet-ontvankelijk. Dat wordt anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift niet aan eiser valt toe te rekenen (en dus “verschoonbaar” is). Dan laat de rechtbank de niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
3.1.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 16 december 2022 ontvangen. De beroepstermijn was op dat moment al verstreken, waardoor het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Hiervoor is geen verschoonbare reden aangedragen. Op de zitting heeft eiser erkend dat verweerder met de faxbevestiging in het dossier aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bestreden besluit op 2 december 2022 aan eiser heeft gestuurd. Eiser stelt zich echter op het standpunt dat hij het bestreden besluit desondanks niet heeft ontvangen. De rechtbank volgt eiser hierin niet, nu hij dit niet heeft onderbouwd. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn betoog dat er op verweerder een plicht rustte om de op 6 december 2022 ingediende zienswijze aan de rechtbank door te sturen als beroepschrift [7] . De rechtbank overweegt hiertoe dat de zienswijze is gericht op het voornemen en geen reactie op het bestreden besluit betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is reeds hierom geen sprake van een situatie waarop de doorzendplicht van artikel 6:15 van de Awb van toepassing is.
Bahaddar
3.2.
De bestuursrechter moet een nationale procedureregel, zoals in dit geval de termijn voor het indienen van beroep, buiten toepassing laten wanneer er omstandigheden zijn als bedoeld in paragraaf 45 van het Bahaddar arrest [8] om schending van artikel 3 van het EVRM [9] te voorkomen [10] .
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van dergelijke omstandigheden niet is gebleken. Hiertoe overweegt zij als volgt. Eiser zal in principe aan de Italiaanse autoriteiten worden overgedragen. In tegenstelling tot wat eiser betoogt, is niet gebleken dat ten aanzien van Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank wijst hierbij op verschillende uitspraken van de hoogste bestuursrechter [11] . De verwijzing naar het stuk van VWN maakt het voorgaande niet anders. Dit stuk is van augustus 2021 en de hoogste bestuursrechter heeft daarna meerdere keren bevestigd dat ten aanzien van Italië nog steeds kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
3.4.
De brief waar eiser in beroep naar heeft verwezen, betreft ook geen omstandigheid zoals is bedoeld in het Bahaddar arrest. Het gaat hier om een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel [12] . Voor zover eiser betoogt dat uit de brief blijkt dat hij in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM als hij nu wordt overgedragen, volgt de rechtbank hem daarin niet. Dit betoog slaagt alleen al niet, omdat eiser tijdens de tijdelijke opschorting van de overdrachten niet zal worden overgedragen aan Italië.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
5. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Vluchtelingenwerk Nederland.
3.Op grond van artikel 69, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
4.Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
6.Op grond van artikel 6:11 van de Awb.
7.Op grond van artikel 3:16 en 6:15 van de Awb.
8.Het arrest Bahaddar tegen Nederland van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1664.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 26 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2497) en 18 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3332).
12.Zie ter vergelijking de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1032) en 30 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2580).