ECLI:NL:RBDHA:2023:6598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12350
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en detentieomstandigheden in DTC Rotterdam, beroep ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Albanese nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2023, waarin de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 1 mei 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de detentieomstandigheden in het Detentiecentrum Rotterdam (DTC) naar voren gebracht. Eiser stelde dat de omstandigheden in het DTC inbreuk maken op zijn psychische integriteit en verwees naar een artikel in de Telegraaf en eerdere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank oordeelde echter dat zij niet bevoegd was om te oordelen over de uitvoering van het regime binnen het DTC en dat eiser zijn claims niet voldoende had onderbouwd. Daarnaast werd overwogen dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld in de uitzettingsprocedure, ondanks de omstandigheden in het DTC. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier P. Bruins, en werd openbaar gemaakt op 4 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.12350
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Rexhepi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Albanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
3. Eiser heeft deze gronden niet bestreden.
4. Eiser heeft aangevoerd dat de omstandigheden in Detentiecentrum [verblijfplaats] (DTC) zodanig zijn, dat hiermee inbreuk wordt gemaakt op artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Eiser verwijst naar een artikel in de Telegraafi en stelt dat daarin opgenomen verklaringen van de directeur van het DTC als gedaan namens verweerder moeten worden opgevat. Eiser stelt - kort samengevat - dat er dagelijks opstanden zijn, het brandalarm dagelijks afgaat , er geen aangename sfeer is en dat de ingesloten vreemdelingen bang zijn. Er is sprake van een verharding binnen het DTC. Hierdoor wordt de psychische integriteit van eiser aangetast. Eiser verwijst voorts naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s- Hertogenbosch, van 28 september 2021ii. Eiser stelt dat de bewaringsrechter zich hierover mag uitlaten, omdat een Commissie van Toezicht niet de bevoegdheid heeft om iemand onmiddellijk in vrijheid te stellen en daarom geen effectieve rechtsbescherming biedt.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat zij niet mag oordelen over de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan het regime binnen het DTC waar eiser in bewaring is gesteld. Daarvoor staat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een andere rechtsgang openiii. Dat deze rechtsgang niet kan leiden tot onmiddellijke invrijheidstelling, leidt niet tot een ander oordeel. Daarnaast overweegt de rechtbank dat eiser ter zitting heeft verklaard dat hij niet bij de hiervoor genoemde incidenten betrokken is geweest, en dat aan eiser – anders dan in de situatie waarover deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch op 28 september 2021 heeft geoordeeld – geen disciplinaire maatregelen zijn opgelegd. Eiser heeft zijn verklaringen
over schending van zijn psychische integriteit niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met medische verklaringen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser heeft voorts aangevoerd dat verweerder zijn uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand heeft genomen. Eiser heeft een geldig paspoort en er gaan dagelijks vluchten naar Tirana. In een situatie, zoals die momenteel heerst in het detentiecentrum, moet verweerder de uitzettingsprocedure extra voortvarend ter hand nemen.
7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat op 24 april 2023 een vertrekgesprek met eiser is gevoerd en dat verweerder op 26 april 2023 een vluchtakkoord heeft ontvangen. Verweerder is in afwachting van een daadwerkelijke boeking. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank afdoende toegelicht dat afstemming met andere instanties, zoals de Koninklijke Marechaussee, enige tijd vergt, zodat eiser, nu hij eenmaal in bewaring is gesteld, niet van de éne op de andere dag kan worden uitgezet. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de door hem geschetste algemene situatie in het DTC voor verweerder aanleiding zou moeten zijn om extra voortvarend te handelen, nu er geen aanwijzingen zijn dat eiser persoonlijk bij de genoemde incidenten betrokken is geweest. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de uitzetting van eiser voldoende voortvarend ter hand heeft genomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
i https://www.telegraaf.nl/nieuws/341112239/ meer-incidenten-in-detentiecentrum-rotterdam-steeds- meer-verharding
ii JV 2021/242
iii Bijvoorbeeld de uitspraak van15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1710, onder 8.