ECLI:NL:RBDHA:2023:6531
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinsleden
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn gezinsleden. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 2 mei 2023 uitspraak gedaan. Eiser had zijn aanvraag op 14 april 2022 ingediend, en volgens de Vreemdelingenwet 2000 diende verweerder binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig een besluit genomen. Eiser heeft verweerder op 1 november 2022 in gebreke gesteld en heeft op 22 februari 2023 beroep ingesteld, wat tijdig bleek te zijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, en moet het door eiser betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De rechtbank heeft het verzoek van eiser om vrijstelling van griffierecht definitief toegewezen, gezien zijn financiële situatie.