ECLI:NL:RBDHA:2023:6521

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die op 2 december 2022 aan eiser is opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 28 april 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat zij de maatregel van bewaring kan opheffen indien deze in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is. Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel te lang voortduurt zonder rechterlijke toetsing. De rechtbank stelt vast dat eiser op 24 februari 2023 beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel, en dat deze maatregel sindsdien aan rechterlijke controle is onderworpen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt, omdat er geen bewijs is dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is.

De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend handelt bij de voorbereiding van het vertrek van eiser. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12240

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 28 april 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij de maatregel van bewaring en het voortduren
ervan al eerder heeft getoetst. [1] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment
van het sluiten van het onderzoek in het laatste (vervolg)beroep, 1 maart 2023, de
maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring te lang voortduurt zonder dat de bewaringsmaatregel is onderworpen aan rechterlijke toetsing. De gemachtigde van eiser stelt slechts wetenschap te hebben van de datum van de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 december 2022. Door hierna geen kennisgeving te verzenden handelt verweerder onvoldoende voortvarend, dan wel anderszins onrechtmatig.
4. Vaststaat dat eiser, met behulp van zijn toenmalige gemachtigde, op 24 februari 2023 beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft het onderzoek in die zaak op 1 maart 2023 gesloten en op diezelfde datum uitspraak gedaan op het beroep. Het voortduren van de maatregel van bewaring is dus ook na 27 december 2022 aan periodieke rechterlijke controle onderworpen geweest. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
5. Ook overigens is niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Gelet op het geheel aan de door verweerder verrichte vertrekhandelingen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt bij de voorbereiding van het vertrek van eiser.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde
publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg van 19 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13904, van 1 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2700.