ECLI:NL:RBDHA:2023:6494
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar gezinsleden. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 2 mei 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 14 juli 2022 ingediend, en verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was echter verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 12 januari 2023 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft verweerder op 17 januari 2023 in gebreke gesteld, en op 17 februari 2023 is het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft eiseres vrijstelling van griffierecht verleend en heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 en moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.