ECLI:NL:RBDHA:2023:6278
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 7 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 10 augustus 2022 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had de mogelijkheid om beroep in te stellen nadat het bestuursorgaan in gebreke was gebleven om tijdig een besluit te nemen, en dit kon pas na een schriftelijke ingebrekestelling.
De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser eindigde op 10 februari 2023, maar verweerder had deze termijn verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van WBV 2022/22, waardoor de nieuwe einddatum op 10 november 2023 ligt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie die deze verlenging rechtvaardigde.
Aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling op 14 februari 2023 nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling te vroeg ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.