Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een raadkamerprocedure naar aanleiding van een verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een verzoeker, geboren in 1967, die zich had laten bijstaan door mr. M.J.R. Roethof. De verzoeker had eerder aangifte gedaan tegen zijn ex-partner en was door de Rijksrecherche gehoord, maar nooit als verdachte aangemerkt. Het Openbaar Ministerie had op 24 december 2021 meegedeeld geen vervolging in te stellen. De verzoeker diende op 23 maart 2022 een verzoekschrift in voor vergoeding van kosten van rechtsbijstand, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een strafzaak zoals bedoeld in artikel 530 Sv. De rechtbank concludeerde dat de gesprekken met de Rijksrecherche niet het karakter van een verhoor hadden en dat er geen dwangmiddelen tegen de verzoeker waren toegepast. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek, omdat er geen strafrechtelijke procedure was geweest tussen de officier van justitie en de verzoeker als verdachte. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.