ECLI:NL:RBDHA:2023:6232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
NL23.8237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. T. Stelpstra, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na een verzoek van eiser en de zaak op 20 april 2023 behandeld. Eiser voerde aan dat hij detentieongeschikt is en dat de maatregel onevenredig bezwarend is, vooral omdat zijn zwangere partner inmiddels in Nederland is aangekomen. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. C. Chen, stelde echter dat het grensbewakingsbelang de maatregel rechtvaardigt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de maatregel onrechtmatig maken.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij detentieongeschikt is of dat de maatregel onevenredig bezwarend is. De rechtbank oordeelde dat de inmenging in het familie- en gezinsleven van eiser en zijn partner, hoewel lastig, niet onrechtmatig is, aangezien deze bij wet is voorzien. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de conclusie dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser kan zijn bezwaren tegen de afwijzing van zijn asielverzoek in een andere procedure aan de orde stellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8237

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2023 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben in eerste instantie toestemming gegeven om de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 27 maart 2023 beroepsgronden ingediend. Verweerder heeft op 29 maart 2023 een reactie ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten op 31 maart 2023.
De rechtbank heeft, naar aanleiding van een verzoek van eiser, op 6 april 2023 het onderzoek heropend.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 20 april 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk (H. Barzizaoua) via een beeldverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond.
Wat vinden partijen in beroep?
2. De gemachtigde van eiser voert aan dat eiser detentieongeschikt is en meent dat de maatregel onevenredig bezwarend is. Eiser ervaart veel stress, angst en hoofdpijn. Verder is van belang dat de partner van eiser (die zwanger is) inmiddels in Nederland is aangekomen en naar Ter Apel is afgereisd om een asielverzoek in te dienen. Dit is reden om de maatregel van bewaring op te heffen, nu tussen eiser en zijn partner sprake is van familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM [1] . Eiser voert tot slot aan dat zijn asielaanvraag (die is afgewezen en waarvoor een beroepsprocedure loopt) in samenhang moet worden beoordeeld met de aanvraag van zijn partner en dat hij in ieder geval niet zonder zijn partner uitgezet mag worden naar Marokko.
3. Verweerder stelt dat het grensbewakingsbelang de maatregel vordert en dat alleen in zeer bijzondere gevallen hier van af kan worden geweken, omdat anders het grensbewakingsbelang wordt prijsgegeven [2] . De komst van eisers partner naar Nederland maakt volgens verweerder niet dat sprake is van een dergelijk zeer bijzonder geval. De bewaring levert volgens verweerder geen strijd met artikel 8 van het EVRM op. De inmenging in het familie- en gezinsleven is namelijk bij wet voorzien en in het kader van het grensbewakingsbelang ook nodig. Vooralsnog moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van het afwijzende asielbesluit. Eiser kan zijn familie- en gezinsleven, tot op zekere hoogte, uitoefenen via bezoeken aan het detentiecentrum en telefonisch contact met zijn partner. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser zich tot de medische dienst kan wenden voor de behandeling van zijn klachten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Het grensbewakingsbelang vergt in beginsel steeds het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel, omdat een minder dwingende maatregel tot gevolg heeft dat toegang tot Nederland wordt verkregen. De maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 wordt niet opgelegd indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
5. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij de asielaanvraag van 28 februari 2023 blijkt dat verweerder eiser voorafgaand aan de oplegging van de maatregel duidelijk heeft gemaakt dat hij voornemens was aan hem een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen en dat hij feiten en omstandigheden kon aanvoeren die zouden maken dat dit in zijn geval niet mogelijk was. Eiser heeft hierop geantwoord dat hij last van zijn longen had. Verder heeft hij verklaard dat een gesloten opvangcentrum geen probleem is voor hem. In het bestreden besluit heeft verweerder gelet hierop overwogen dat eiser geen bijzondere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aan het opleggen van de maatregel in de weg staan. Daarnaast is door verweerder overwogen dat in het aanmeldcentrum medische voorzieningen aanwezig zijn en dat er daarom voor is gekozen om geen lichter middel toe te passen.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser in beroep niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij hem sprake is van klachten op grond waarvan eiser detentieongeschikt moet worden geacht of de maatregel onevenredig bezwarend voor hem is. Eveneens is niet gebleken dat de medische dienst waar eiser gebruik van kan maken ontoereikend is om hem voor zijn klachten te behandelen. De omstandigheid dat eisers partner inmiddels in Nederland is aangekomen, maakt volgens de rechtbank evenmin dat de maatregel onevenredig bezwarend is. Zoals verweerder op de zitting heeft toegelicht is het grensbewakingsbelang een zwaarwegend belang en is de asielaanvraag van eiser inmiddels afgewezen. De rechtbank dient uit te gaan van de rechtmatigheid van die afwijzing zolang die nog niet door een daartoe bevoegde rechter is getoetst en onrechtmatig is bevonden [3] . Daarbij komt dat de inmenging in het familie- en gezinsleven tussen eiser en zijn partner bij wet is voorzien en dat uitoefening van het gezinsleven lastig maar niet geheel onmogelijk is.
7. Eiser heef tot slot betoogd dat zijn asielaanvraag in samenhang moet worden beoordeeld met de aanvraag van zijn zwangere partner die nog in behandeling moet worden genomen en dat hij niet zonder haar mag worden uitgezet naar Marokko. De rechtbank overweegt dat deze vraag en de mogelijke strijd die met een eventuele uitzetting in dit verband zou ontstaan met artikel 8 van het EVRM, niet ter beoordeling voorligt in deze procedure. Eiser kan dit naar voren brengen in zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielverzoek [4] .
Wat is de conclusie?
8. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6799.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2675.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1648.