In deze zaak heeft eiseres op 22 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis bij haar echtgenoot. De rechtbank heeft op 25 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 3 augustus 2022 de aanvraag ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, maar verweerder had uiterlijk op 1 februari 2023 moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder op 6 februari 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep tijdig is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft eiseres vrijstelling van het griffierecht toegewezen en oordeelt dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en de proceskosten worden vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft de uitspraak gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.