ECLI:NL:RBDHA:2023:6141
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis wegens gebrek aan feitelijke gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Pakistaanse man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis, omdat hij bij zijn echtgenote in Nederland wilde verblijven. De aanvraag werd echter afgewezen omdat eiser volgens de staatssecretaris zijn partnerschap met zijn echtgenote niet had aangetoond en er geen feitelijke gezinsband zou zijn op het moment van de inreis van de referente. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat verweerder ten onrechte geen hoorzitting had gehouden en dat het bestreden besluit in strijd was met de rechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank heeft de zaak op 29 maart 2023 behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig, evenals de referente met een tolk. De rechtbank oordeelde dat er geen feitelijke gezinsband was tussen eiser en referente, aangezien zij elkaar voor het huwelijk nooit hadden ontmoet en pas na de inreis van referente in Nederland elkaar in persoon hadden gezien. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen belangenafweging op basis van artikel 8 van het EVRM hoefde plaats te vinden, omdat het hier ging om een nareisaanvraag die onder het beleid van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 viel.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.