In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 maart 2023, wordt het beroep van eisers behandeld die zich hebben beklaagd over het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eisers, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, hebben hun aanvraag op 21 maart 2022 ingediend, maar de Staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden beslist. Na het verstrijken van deze termijn hebben eisers de Staatssecretaris in gebreke gesteld en beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en legt de Staatssecretaris een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank oordeelt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, en dat de eisers niet in een vergelijkbare situatie verkeren als andere bestuursprocedures. De rechtbank wijst ook op de proceskostenvergoeding voor de eisers, die is vastgesteld op € 418,50, omdat zij juridische bijstand hebben ingeschakeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Staatssecretaris om tijdig te beslissen op asielaanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.