Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiseres is geboren op [geboortedag] 1986 en heeft de Burundese nationaliteit. Eiseres is vanaf 17 augustus 2017 in het bezit geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij haar toenmalige echtgenoot, dhr. [naam 2] (referent). Deze verblijfsvergunning is destijds verleend met een geldigheidsduur van vijf jaar. Eiseres heeft samen met referent twee, nu nog minderjarige, kinderen gekregen: een zoon, geboren op 4 oktober 2011, met de Burundese nationaliteit en een dochter, geboren op 17 augustus 2018, met de Nederlandse nationaliteit.
E.K. tegen Nederlandvan het Hof van Justitie [7] is de rechtbank tevens van oordeel dat eiseres met een verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM niet in een betere rechtspositie zal verkeren dan dat zij momenteel met een Chavez-Vilchez verblijfsrecht heeft. Het Hof van Justitie heeft in het voornoemde arrest namelijk overwogen dat het afgeleide verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez niet langer als ‘uitsluitend om redenen van tijdelijke aard’ in de zin van de Richtlijn langdurig ingezetenen [8] heeft te gelden. Dit betekent dat een Chavez-Vilchez verblijfsrecht - net als een zelfstandig verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM - kan meetellen voor het verkrijgen van duurzaam, voortgezet verblijf in Nederland op grond van de Verblijfsrichtlijn. De rechtbank overweegt dan ook dat een regulier verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM niet langer als een sterker verblijfsrecht dan een Chavez-Vilchez verblijfsrecht kan worden aangemerkt en dat eiseres met een al dan niet ambtshalve omzetting naar een regulier verblijfsrecht niet in een gunstigere rechtspositie zal komen dan zij nu al heeft. Het procesbelang ten aanzien van deze beroepsgrond ontbreekt dus ook.
Beslissing
mr.M.J.J. Roks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.