In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 19 januari 2023 aan de voormalige gemachtigde van eiser was verzonden, hield in dat de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Eiser heeft te laat beroep ingesteld, wat de rechtbank als niet-ontvankelijk heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding aan eiser kon worden toegerekend, ondanks de argumenten dat dit het gevolg was van een fout van de voormalige gemachtigde.
De rechtbank heeft ambtshalve moeten toetsen of er bijzondere feiten en omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken, zoals bedoeld in het arrest Bahaddar. De rechtbank concludeerde dat er nader onderzoek nodig was om te beoordelen of er sprake was van dergelijke omstandigheden, vooral gezien de recente ontwikkelingen in Italië met betrekking tot de opvang van Dublinterugkeerders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 5 december 2022 geen overdrachten naar Italië meer plaatsvinden en dat er geen duidelijkheid is over de hervatting van deze overdrachten. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-.