ECLI:NL:RBDHA:2023:5749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over asielaanvraag en beslistermijnen
Op 22 december 2022 heeft de rechtbank het beroep van een vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag gegrond verklaard. De rechtbank heeft de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. De staatssecretaris heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzet, op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat de staatssecretaris terecht had gewezen op het 8+8-wekenmodel, dat gebruikt wordt bij het bepalen van de termijn voor het nemen van een beslissing op een asielaanvraag. De rechtbank erkende dat de termijn van acht weken alleen kan worden gesteld als aangenomen kan worden dat de vreemdeling niet meer hoeft te worden gehoord over zijn asielmotief. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak niet correct was, omdat er onvoldoende bewijs was dat de vreemdeling niet meer gehoord hoefde te worden.
De rechtbank oordeelde dat het verzet gegrond was, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 22 december 2022 vervalt. De rechtbank zal het onderzoek hervatten in de stand waarin het zich bevond voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open voor zover het verzet betreft.