ECLI:NL:RBDHA:2023:561
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over asielaanvragen en bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in het verzet van opposanten tegen een eerdere uitspraak van 4 november 2020. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank de beroepen van de opposanten, een moeder en dochter, gegrond, omdat verweerder niet tijdig had beslist op hun asielaanvragen. De rechtbank oordeelde dat verweerder een bestuurlijke dwangsom aan de opposanten verschuldigd was en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten. De opposanten hebben verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar hebben geen verzoek ingediend om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat in verzet alleen kan worden beoordeeld of de rechtbank terecht heeft besloten tot vereenvoudigde behandeling van de beroepen. De opposanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat hun asielaanvragen inhoudelijke samenhang vertonen, en dat de proceskosten ten onrechte als samenhangend zijn beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de opposanten gelijktijdig Nederland zijn ingereisd en hun asielaanvragen hebben ingediend, en dat er op basis van hun gezinsbanden inhoudelijke samenhang kan worden aangenomen. De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak juist was en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.